Parlementariër Ganeshkoemar Kandhai vindt het terecht als afdelingshoofden, onderdirecteuren en directeuren die frauduleuze handelingen hebben gepleegd, worden ontheven uit hun functie. Echter heeft Kandhai de indruk dat de ontheffingen die zich manifesteren tijdens de regering Bouterse/Ameerali, het gevolg zijn van slecht geformuleerde taakomschrijvingen en beleid. “Als een regering aan de macht is en het land bestuurt, is het van belang dat goed beleid wordt geformuleerd en alle actoren hierbij worden betrokken. Deze regeercoalitie is gevormd, echter worden een regeerakkoord, een duidelijke richting van het beleid en wie dat zou moeten helpen uitvoeren, gemist. Hierdoor worden steeds personen op posities geplaatst en als de wensen van de regering niet worden behaald, kan ontheffing volgen. Het daadwerkelijke probleem is dat de job niet goed is omschreven”, zegt Kandhai.
De VHP-parlementariër reageert op de ontheffing van minimaal zeven directieleden bij het ministerie van Openbare Werken tijdens de regering Bouterse/Ameerali. Onder andere zijn directeur Roy Hoebba van Civieltechnische Werken, Vijay Chotkan van Bouwkundige Werken, Roland King van Civieltechnische Werken, onderdirecteur Dayanand Mungra van Bouwkundige Werken en Kenneth Sloote en Eric Linger van Milieubeheer een kopje kleiner gemaakt. Gewijzigde beleidsinzichten en mogelijke fraude zijn bij de ontheffingen als argumenten aangevoerd.
Kandhai wijst erop dat in zijn periode als minister van Openbare Werken duidelijk (regeer)beleid is vastgesteld in samenwerking met ingenieursbureaus zoals Sunecon. “Het gemaakte plan fungeerde als wegwijzer en vertaalde zich in de jaarplannen voor elke afdeling”, zegt Kandhai. Hierdoor kon elke afdeling een duidelijke koers volgen. Dit zou ontbreken bij de huidige minister Ramon Abrahams. Kandhai vindt uiteindelijk ook dat indien directieleden worden ontheven op basis van fraude, een onderzoek moet worden uitgevoerd en afgerond.