De nare ochtend van 3 juli zal Gisela Pancham niet gauw vergeten. Zij arriveerde rond tien uur s‘ morgens thuis, nadat ze brood en melk had gehaald bij de winkel aan de Toevluchtweg. De telefoon rinkelde en een kennis in de buurt vroeg haar om langs te komen. Pancham woont aan het einde van de Grandostraat aan de Kwattaweg. De kennis woont een straat verder, aan de Coomanstraat. Pancham ging richting haar vriendin, niet wetende dat ze later bloedend op de afdeling Spoedeisende Hulp zou belanden. Op haar hoede liep ze langs het huis van de buren, door wie ze al jaren wordt gemolesteerd. De buurvouw en haar zoon A. zien Pancham liever gaan dan komen. Vrijwel elke dag wordt ze beledigd en bedreigd. Pancham is alleenstaand, haar man overleed jaren terug. Ze is verder bloeddruk- en suikerpatiënt. Pancham durft nauwelijks het huis uit te gaan uit angst voor de buren. De boodschappen haalt ze liever ‘achterop’ aan de Toevluchtweg, dan aan de Kwattaweg.
Op weg naar haar vriendin werd Pancham verrast door een steen die haar hoofd trof. ‘Sang, a stong no kis’eng bung yongu, a mus’ ben dede’, hoorde ze iemand bij de buren gillen. Zoon A. van de buurvrouw had net een enorme steen gegooid tegen haar hoofd. Het bloed spoot uit een gapende wond aan het hoofd van Pancham. Ze liep echter door en aan de Coomanstraat belde haar vriendin de politie van Derde Rijweg. Tot drie keer werd gebeld en het antwoord van de politie was steeds: “We hebben geen wagens”. De vierde keer werd de telefoon in de vriendin haar oor neergelegd. Na een hele poos werd Pancham vervoerd naar de Spoedeisende Hulp van het AZ, waar ze gehecht moest worden.
De volgende dag zou de politie terugkomen om het rapport op te maken. Aan de buurvrouw en zoon A. werd toen gevraagd of zij de steen hebben gegooid en of zij het slachtoffer bedreigen. De buren beweerden dat ze de vrouw nooit hebben lastig gevallen. De politie nam genoegen met dit antwoord. Het politierapport is echter nog steeds niet opgemaakt. Aan Dagblad Suriname vertelt Pancham dat de buren haar waarschijnlijk niet lusten, omdat ze een ander geloof belijdt. Ze bespotten haar en raden haar aan om in de buurt van haar geloofsgenoten te gaan wonen.