Gisteren is de behandeling van de wijziging van wetgeving met betrekking tot money laundering en financiering van terrorisme voortgezet. Opmerkelijk is dat het belang dat gediend wordt met de wijziging inderdaad ter sprake is gekomen. Wat opviel, is de wijze waarop de leiding van ons parlement geprobeerd heeft leiding te geven aan het parlement. Opvallend waren de vele interrupties en interventies die de voorzitter pleegde bij de redevoering van een nieuw parlementslid. Voor de mensen die regelmatig debatten van de Tweede Kamer van Nederland volgen, zal het behoorlijk storend zijn overgekomen. Er worden heftige debatten gevoerd in de Kamer. Dat merkten we vooral toen partijen bij de aanvang van de nieuwe regeerperiode verwijten naar elkaar maakten voor het samenwerken met een partij als de PVV. De leiding leek gisteren op de arbiter in een basketbalwedstrijd, die de bal liever in zijn handen dan in die van de basketballer heeft. Het leek op een abrupt affluiten van een ingezette sprint. Concreet leek het op een frustreren van het betoog, een conclusie die tot zeer onze spijt getrokken kan worden. Niet direct relevant waarschijnlijk, maar wel opmerkelijk was de wijze waarop personen met boter aan weerszijden van het politiek spectrum in bescherming worden genomen. ‘Als je een aantal namen noemt, dan gaat dat lid straks ook een aantal namen noemen die aan jouw gerelateerd zijn. Houd dus je mond en iedereen is happy’. Zo kan het betoog van de leiding plat en eenvoudig samengevat worden. Uit deze benadering blijkt dat partijen aan weerszijden van het spectrum hun lijst met namen hebben van de partij aan de andere kant. Men schermt met deze lijst; het gevolg is dat uiteindelijk niets naar buiten komt. Zou je zo’n gelijkgestemdheid van de oppositie en coalitie over corruptie en partijgelieerde corruptelingen kunnen aanduiden als een complot van de politiek tegen het volk? Kan je het noemen een collectieve volksverlakkerij vanuit de oppositie en coalitie? Op den duur neemt het bepaalde coalitielid genoegen met het vermeende feit dat de samenleving wel weet waar het om gaat. De samenleving is intelligent, waarom hebben we dan een parlement nodig? Wat moet een samenleving oftewel personen die niet in het parlement zit(ten), doen met de wetenschap dat personen die door de politiek beschermd worden concessies krijgen en tekeer gaan in het binnenland? Als we op gegeven moment het kind niet bij de naam noemen, omdat aan weerszijden men ruimte wil hebben om ongestraft te blijven sjoemelen en omdat het volk zogenaamd toch wel alles weet, dan hebben we in principe een parlement dat zijn deuren al heeft gesloten. De vergaderingen hebben dan alleen een doel en dat is voorkomen van het verwijt dat DNA niet vergadert. Gisteren is de mededeling door de DNA-voorzitter gedaan dat een anticorruptiewet op de lijst staat om in DNA behandeld te worden. Overtuigend klonk de leiding van het parlement niet. De omstandigheden waaronder de vorige anticorruptiewet – het oorspronkelijke concept dat op den duur onthoofd op de DNA-tafel belandde – zijn totaal niet gewijzigd. De reden waarom de vorige anticorruptiewet mislukte, heeft te maken met de zichtbare en onzichtbare lijnen die dwars door de overheid, het (malafide) bedrijfsleven en politieke partijen lopen. Daaraan is niets veranderd, dus is het de vraag waarom een behandeling nu wel haalbaar dan wel succesvol kan zijn. Alle ingrediënten van een mislukking zijn aanwezig. Wat de kwetsbaarheid van oppositie en coalitie betreft, lijkt het erop dat het steeds om een gelijk opgaande strijd ging. Alleen de rollen zijn nu omgekeerd. De enige mogelijkheid om een anticorruptiewet nu te behandelen, is om een symbolische wet aan te nemen waarin hoge ambtenaren, politici en afgeleide relaties buiten schot blijven. Tijdens de vergadering gisteren is door een DNA-lid aangehaald dat er geen uitzonderingen moeten worden gemaakt voor hoge ambtenaren. Het in de soep lopen van de vorige anticorruptiewet leek bij de behandeling in de vorige constellatie op het uitkomen van een gezamenlijke wens aan beide zijden in het parlement. We hebben recent van een financieel jurist een analyse die aangeeft wat de financiële ‘state of affairs’ binnen de economie zou zijn. De analyse moet kennelijk geplaatst worden tegen de achtergrond van het feit dat regeringsautoriteiten nog steeds verwijzen naar het moment toen de nieuwe regering het roer overnam. De financiële situatie zou heel slecht zijn geweest bij de overname, er zou zelfs een financiële chaos zijn. Als we uitgaan van de analyse van de financieel jurist Makka, dan vaart de economie er toch wel redelijk bij. Er zijn inkomsten die aanhoudend zijn. En als er inkomsten zijn dan is er ook de verleiding om te grijpen, als de hoogst noodzakelijke voorzieningen zijn gefinancierd. Corruptie blijft waarschijnlijk een fenomeen waartegen geen noemenswaardige maatregelen te nemen zijn in Suriname. Het zal voor de korte tijd alleen een politiek doel dienen; oppositiepartijen zullen de coalitie ermee prikken, maar een diepgaande discussie met onderzoeken en accountability wil men niet. Het lijkt alsof er veel belangen zijn dat de daad niet bij het woord wordt gevoegd. Behandeling en aanname van administratieve en strafmaatregelen zouden wellicht kunnen als een generaal pardon wordt gegeven aan iedereen die misbruik heeft gemaakt van bevoegdheden en aan personen die zichzelf of vrienden hebben bevoordeeld of verrijkt met staatsmiddelen. Dus een soort amnestie, maar alleen betrekking hebbend op corruptie. Zijn wij dan bereid onder deze omstandigheid vanaf een bepaald moment clean te zijn? We zijn een zeer religieus volk, pleegde een politicus heel vaak te zeggen. En juist dat geeft weinig hoop op een bevestigend antwoord op deze vraag. Het blijkt namelijk dat landen met zogenaamd fanatiek gelovige burgers vreemd genoeg de topscorers zijn als het gaat om corruptie.