‘Wanneer de nazaten van de groep slaven hun mentaliteit niet veranderen, bestaat het gevaar dat ze voor de tweede maal terechtkomen in de slavernij en dat is de geestelijke slavernij’, luidt de 1 juli Keti-Koti-boodschap van de gewezen voorzitter van de Staten van Suriname, thans het parlement, Emile Wijntuin. In gesprek met Dagblad Suriname geeft Wijntuin aan zich ervan bewust te zijn dat deze boodschap hem niet in dank afgenomen zal worden, echter is het belangrijker om personen te wijzen op de realiteit in plaats van zaken te verbloemen. Hij legt er ook de nadruk op dat de boodschap die hij geeft, niet afkomstig is van hem, maar een uitspraak betreft van wijlen Pater Weidman. ‘Tientallen jaren geleden heeft hij deze uitspraak gedaan.’
‘Er is duidelijk iets misgegaan. En daar behoor ik ook toe. We hebben grote en kleine leiders gehad. Ik behoorde tot een van de kleine leiders, maar ben ernstig in gebreke gebleven om andere levensverwachtingen te scheppen voor burgers.’ Wijntuin geeft met klem te kennen geen doemdenker te zijn, maar vindt het heel jammer te moeten constateren dat de eigenschappen werken, studeren en sparen ontbreken bij een groot deel van de nazaten van de slaven.
‘Het is van groot belang dat er op de dag van 1 juli stilgestaan wordt bij de goede en minder goede eigenschappen die domineren in het leven. We moeten proberen hier verandering in te brengen.’ Wijntuin is een grote tegenstander van de herstelbetalingen. Die hoeven helemaal niet te komen als het aan hem ligt. ‘Ik behoor niet tot de groep die herstelbetalingen wil.’
Volgens de gewezen voorzitter van het parlement tracht hij de nazaten van de groep slaven slechts met de neus op de feiten te drukken. ‘Dan bestaat er ook geen enkele reden om elkaar met schele ogen aan te kijken. Wij zijn er allemaal debet aan, ik ook.’ Wijntuin geeft met klem te kennen dat de handen in eigen boezem gestoken moet worden om de balans op te maken van de zwakke plekken in het leven om zo te werken aan positieve ontwikkelingen. ‘Zodat wij een voorbeeld en motivatie zijn voor de jeugd.’
Asha Gajadien-Bhagwat