Tien jaar geleden werden in DNA kort achter elkaar twee wetten aangenomen, die beide bedoeld waren om een toegenomen illegale trend van money laundering een halt toe te roepen. Money laundering is een aanfluiting voor de rechtsstaat. Money laundering zou eenvoudigweg vertaald kunnen worden als het institutionaliseren of integreren van fout geld in het dagelijks maatschappelijk verkeer. De twee wetten, die in september 2002 werden aangenomen onder opmerkelijk genoeg de min of meer in hetzelfde kader veroordeelde minister Gilds, betreffen de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties (Wet MOT) en de Wet Identificatieplicht Dienstverleners (Wet ID). Beide wetten staan voor vandaag op de DNA-agenda om aangepast dan wel aangescherpt te worden. Beide wetten zijn gericht op o.a. de financiële dienstverleners. Het gaat dan hierbij om beroeps- of bedrijfsmatige in bewaring nemen van effecten, bankbiljetten, munten, edele metalen en andere waarden, het openstellen van rekeningen waarop saldi in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kunnen worden aangehouden, het verhuren van safeloketten en het verrichten van uitbetalingen ter zake het verzilveren van coupons of vergelijkbare stukken van obligaties of vergelijkbare waardepapieren. Voorts gaat het om het sluiten van overeenkomsten van levens- en overlijdensverzekeringen, het aan- en verkopen van Surinaamse guldens en of vreemde valuta, het verrichten van nationale en internationale financiële overmakingen, het ter beschikking krijgen van gelden, direct of op termijn opvorderbaar en het handelen in effecten. De wetten hebben ook betrekking op niet-financiële diensten zoals die van notarissen, accountants, advocaten, handelen in onroerend goed, handelen in goud en andere edele metalen en edelstenen, casino’s en autohandels. De Wet MOT introduceerde in 2002 als nieuwigheid een plicht voor financiële en niet-financiële dienstverleners om ongebruikelijke transacties te melden bij het Meldpunt Ongebruikelijk Transacties. Een ongebruikelijke transactie is elke transactie die afwijkt van het normale rekeningverloop, van de normale zakelijke activiteiten van de dienstverlener en van hetgeen in de dagelijkse praktijk gebruikelijk is.
Het Meldpunt moet gegevens verzamelen, registreren, bewerken en analyseren ter voorkoming en opsporing van ongebruikelijke transacties. Per kwartaal brengt het Meldpunt verslag uit van zijn werkzaamheden aan de procureur-generaal. Jaarlijks presenteert het Meldpunt aan de procureur-generaal een document, waarin zijn voornemens voor het komende jaar zijn opgenomen. Het Meldpunt geeft voorlichting omtrent de voorkoming en opsporing van money laundering aan de dienstverleners, het Openbaar Ministerie, de overige ambtenaren belast met de opsporing van strafbare feiten en aan het publiek. Aan de bevoegde autoriteiten geeft het ook informatie. Het Meldpunt houdt ter registratie van de gedane meldingen een register bij. Met het beheer van het register is de directeur van het Meldpunt belast. De algemene leiding, de organisatie en het beheer van het Meldpunt berusten bij deze directeur. De meldingsplicht houdt ook in dat dienstverleners die bij de uitoefening van hun taken, feiten ontdekken die duiden op money laundering verplicht zijn een daarbij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld schriftelijk te melden aan het Meldpunt.
De Wet ID faciliteert eigenlijk de Wet MOT omdat bij de meldingsplicht ingevolge de laatste wet ook de ID van overtreders of verdachten moet worden doorgespeeld. De Wet ID verplicht iedere (financiële of niet-financiële) dienstverlener om de ware identiteit van de cliënt vast te stellen, alvorens tot verlening van diensten wordt overgegaan. Dienstverleners zijn verplicht al het nodige te doen ter verkrijging van informatie (de naam, het adres, de woonplaats, het telefoonnummer, de geboortedatum, de nationaliteit, het beroep en eventueel de werkgever van de cliënt en aard, het nummer, de datum en de plaats van uitgifte van documenten) ter vaststelling van de identiteit van degenen ten behoeve van wie diensten worden verleend.
Indien de cliënt een natuurlijke persoon is, wordt de identiteit vastgelegd met behulp van een geldig rijbewijs, een geldige identiteitskaart, een geldig reisdocument of een in het land van herkomst van cliënt ander geldig document, dat aan de wettelijke eisen van dat land voldoet.
Indien de cliënt een rechtspersoon is, wordt de identiteit vastgesteld met behulp van een gewaarmerkt uittreksel uit de Kamer van Koophandel. Dienstverleners moeten kopieën van identificatiedocumenten van cliënten voor een periode van tenminste zeven jaren bewaren na beëindiging van de dienstverlening.
In de afgelopen periode is vrij regelmatig door leden van DNA gevraagd naar de werking van Wet MOT. De manier waarop de vragen werden gesteld, en consequent niet beantwoord door de betreffende minister, duidden erop dat de wet niet genoegzaam tot uitvoering werd gebracht. Vrij regelmatig werd gevraagd naar het aantal meldingen en andere statistieken, die accuraat gemeld zouden kunnen worden als het Meldpunt zijn kwartaalverslag min of meer op tijd had gedaan aan de pg. Het wordt betwijfeld of het meldpunt de verslagen maakt en stuurt en überhaupt of de meldingen nog steeds gedaan worden. Een ander punt is of de pg verplicht is om ambtshalve de informatie te delen met anderen niet belast met opsporing, zoals DNA. Intussen zijn wij in Suriname zo een beetje gewend dat directeursposten politiek ingevulde posten zijn. De Wet MOT noemt uitdrukkelijk een directeur die expliciet leiding moet geven aan het Meldpunt. In al die tijd kunnen wij ons niet herinneren dat er een directeur voor het Meldpunt is benoemd. Of gaat het om een geheime benoeming in verband met zijn/haar veiligheid? Als er geen directeur is benoemd, valt er moeilijk voor te stellen hoe op wettelijke basis leiding is gegeven aan het Meldpunt; dat recht is immers alleen voorbehouden aan een directeur. De wijziging van de Wet MOT is ingegeven door aanbevelingen door de Caribbean Financial Action Task Force, waar Suriname lid van is, in het kader van money laundering en terrorisme. Suriname werd in 2009 door de CFATF geëvalueerd. De focus van de wetswijziging ligt ook op het vlak van het tegengaan van het financieren van terrorisme. Het niet tijdig doorvoeren van de wijzigingen kan Suriname op een regionale blacklist plaatsen.