Het Openbaar Ministerie heeft een voorwaardelijke celstraf van zes maanden geëist tegen ex- dc Laksmienarain Doebay. Hij achtte zowel mishandeling als bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Doebay verklaarde dat men systematisch leugenachtige verklaringen heeft afgelegd tegen hem. De verdachte heeft met voorbeelden aangegeven hoe de getuige S., op wiens erf het voorval zich had voorgedaan, onder ede zou hebben gelogen. Volgens de verdachte heeft het slachtoffer, Glenn Hiralal, een heel andere verklaring afgelegd met betrekking tot de mishandeling, terwijl de getuigen een veel ergere situatie aan de rechter hebben voorgehouden.
Een vrouwelijke getuige beweerde dat Doebay zijn wapen in de mond van Hiralal had gestopt. Deze verklaring is niet ondersteund door het slachtoffer. Op grond hiervan had de verdachte reeds eerder aangegeven dat de getuigen meineed hebben gepleegd. De verdachte beweerde op de zitting dat deze laatste getuige vanuit haar balkon nimmer dwars door twee voertuigen heen gezien kan hebben wat zich heeft afgespeeld achter de voertuigen. Doebay probeerde aan de rechter uit te leggen waarom de getuigen leugenachtige verklaringen hebben afgelegd. Volgens hem komt dit omdat hij in zijn hoedanigheid als dc van Nickerie op 10 juni 2011, dus ruim voor dit voorval, tal van autowrakken van de familie S. die al jaren langs straat, berm en goot onbeheerd stonden, had verwijderd. Toen al hadden de betrokkenen gedreigd om de dc de rekening te zullen presenteren.
De verdachte beweerde dat hij niet thuis bij Hiralal is geweest. Hij was bij sloperij S. geweest alwaar zijn wagen stond. Hij gaf de rechter te kennen dat het niet zijn bedoeling was om daar een vechtpartij te creëren; immers Hiralal was niet daar aanwezig. Volgens de verdachte had S. Hiralal gebeld. Hij is toen in een agressieve bui gearriveerd en liep op de dc af. De verdachte verklaarde dat Hiralal hem in zijn gezicht begon te duwen met zijn handen. De ex-dc op zijn beurt heeft de handelingen van Hiralal afgeweerd. Op een bepaald moment zou Hiralal een metalen staaf hebben gepakt om de dc of zijn gezin aan te vallen. Ter verdediging duwde Doebay hem van zich af en het slachtoffer kwam daardoor te vallen. Doebay verklaarde bij de rechter dat hij met een metalen kabel het slachtoffer een slag had toegebracht; hij wilde weg om een vechtpartij te voorkomen. Doebay rende naar zijn voertuig, terwijl Hiralal hem achterna ging. Naar zeggen van de verdachte heeft hij toen zijn dienstwapen tevoorschijn gehaald en heeft hij, zoals de wet het voorschrijft, de aanhouding verricht. De dc is immers ook hulpofficier van justitie.
Doebay zei verder aan de rechter dat politieke mensen die hem niet goed gezind zijn, vier dagen na het voorval, op 5 juli, het slachtoffer thuis hebben uitgenodigd. Zij hebben Hiralal aangezet om aangifte tegen Doebay te doen. Doebay die op 1 juli aangifte had gedaan, had deze op verzoek van Hiralal gelijk weer ingetrokken. Maar toen bleek dat het slachtoffer op 5 juli wel aangifte had gedaan tegen de dc, heeft Doebay wederom zijn aangifte bij de politie gedaan. Merkwaardig is dat Hiralal op 1 juli geen aangifte had gedaan en geen gewag had gemaakt van de mishandeling. De raadslieden van de verdachte hebben elk voor vrijspraak gepleit. Volgens de raadslieden zitten de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer vol toevalligheden en onwaarheden. Op 18 juli zal de rechter een uitspraak doen. Ondertussen is deze zaak dan reeds een jaar gaande.
Saskia Bandhan