De drie gedetineerden, Furgel Arthur Grant, Roberto Lionel Cairo alias Roberto Linger en John Freddy Monto Alegre, zijn maandagmorgen ontvlucht uit Hazard, het huis van bewaring in het district Nickerie. Deze gevangenen hadden tijdens hun detentie toestemming om onder begeleiding van pa’s werkzaamheden buiten de gevangenis te verrichten. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van de gelegenheid en hebben zij kans gezien om te vluchten. Grant moet een straf uitzitten van 5 jaar voor gekwalificeerde diefstal en Cairo moet een gevangenisstraf uitzitten van 10 jaar voor diefstal door middel van geweldpleging. Monto Negro, die van Colombiaanse komaf is, moet een gevangenisstraf van 4 jaar uitzitten voor overtreding van de Wet op Verdovende Middelen. In verband hiermee sprak Dagblad Suriname met de directeur van Hazard, Carlo Palmtak. Hij geeft aan dat alle gevangenissen zelf de openbare tewerkstelling voor gedetineerden mogen bepalen. Palmtak stelt dat de directie en de dienstleiding in Paramaribo bepalen welke gedetineerden in aanmerking komen om werkzaamheden buiten te verrichten. Het gedrag van de gevangene is medebepalend. Een persoon die psychisch labiel is, komt zeer zeker daarvoor niet in aanmerking. Tot op dit moment zijn de drie ontvluchte gedetineerden nog niet in beeld gebracht. De politie is nog bezig met deze zaak.
Dagblad Suriname heeft hierover ook een gesprek gehad met advocaat Irene Lalji. Zij houdt ons art. 9 van het Wetboek van Strafrecht voor. In dit artikel wordt aangegeven wat de straffen zijn. De straffen zijn onderverdeeld in hoofdstraffen en bijkomende straffen. Volgens artikel 14 is het de rechter die bevoegd is om te bepalen of de veroordeelde ook in het openbaar te werk gesteld mag worden. Artikel 16 zegt dat de gevangenen verplicht zijn tot het verrichten van de aan hem opgedragen arbeid, in overeenstemming met de voorschriften in artikel 39. In dit artikel wordt aangegeven waar de gevangene zijn straf moet ondergaan. De inrichting en het beheer van het gesticht, de verdeling van de gevangenis in klassen en de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de arbeid, het onderwijs, godsdienst -uitoefeningen worden bij wet vastgesteld en het wordt nader geregeld bij besluit van de president. Als het gaat om huishoudelijke regelementen voor elk gesticht wordt dit ook door de president vastgesteld.
De raadsvrouw zegt op grond van artikel 39 van het Wetboek van Strafvordering dat het best wel kan dat in het kader van resocialisatie iemand buiten te werk wordt gesteld. Dit, op basis van de vrijwilligheid van de gedetineerden om openbaar te werk gesteld te worden in het kader van arbeid. Maar toch zegt de advocaat dat er een differentiatie gemaakt moet worden en moet men kijken naar de persoon van de verdachte, zijn gedrag en ook naar het vonnis. Volgens de advocaat kan op basis van vrijwilligheid en ook de periode, welke de gedetineerde nog moet uitzitten, het besluit genomen worden om buiten specifieke werkzaamheden te verrichten.