‘Mijn gunst, de VHP heeft niets te vertellen in het land. Op grond waarvan zegt men dat ze ontevreden zijn en dat andere groepen worden voorgetrokken’, vraagt VHP-topper Harold Ramdhani zich af. Er zouden namelijk geluiden zijn dat leden enorm ontevreden zijn. Hier moet een persoonlijke zaak ten grondslag liggen, zegt hij voorzichtig. Leden van de VHP zijn op dergelijke wijze met vuilsmijterij naar de partij toe bezig. ‘Zij zullen hun reden hebben waarom zij dat doen.’ Volgens Ramdhani is alles koe en ei binnen de partij. ‘Ik ben de afgelopen zeven weken niet op reis geweest. Dan schrik je wel opeens wanneer je iets over ontevredenheid hoort.’
Ramdhani gelooft er beslist niet in dat waar er rook is, er vuur moet zijn. ‘Er ontstaat meestal rook nadat het vuur gedoofd is.’ Volgens Ramdhani heeft hij geen enkele reden om zaken te verzwijgen. ‘Ik bemoei mij al 55 jaar met de VHP.’ Hoewel er volgens Ramdhani geen geruis is binnen de partij, vindt hij het heel raar te moeten vernemen dat personen ontevreden zijn en dat deze personen nota bene hun gezicht niet openlijk tonen. ‘Ze moeten niet alleen zeggen dat ze ontevreden zijn, ze moeten ook aangeven wat hen allemaal beloofd is wanneer ze de VHP in een negatief daglicht brengen. Ze moeten ook aangeven wat men aan hen heeft beloofd.’
De afgelopen periode heeft de partij een onderzoek ingesteld om te achterhalen wie deze personen zijn. Er kunnen echter geen duidelijke personen aangewezen worden. ‘Er zijn namen genoemd, maar we hebben het principe niet om mensen tegen elkaar uit te spelen. Dat is zeer gevaarlijk, dat doen we niet.’ De ontevredenheid zou volgens de geluiden voortspruiten uit de commissies die de partijvoorzitter installeert. Volgens Ramdhani worden er criteria gesteld voor de personen die zitting hebben in de commissies. ‘Het is een besluit van het bestuur geweest. Er ligt tal van redenen ten grondslag op grond waarvan dit besluit is genomen. Een van ze is om de integriteit van veldvertegenwoordigers van de VHP hoog te houden. Ze moeten een bepaald niveau hebben.’
Asha Gajadien-Bhagwat