Een uitspatting en frustratie van een leerkracht circuleert nu vrij op Facebook. De jeugd maakt gebruik van de ICT en we weten inmiddels bijna allemaal wat de kracht daarvan is. Er worden zelfs hele dictatoriale regimes daarmee aan de kant gezet. Wat is dan een leerkracht, zou dus gezegd kunnen worden. ‘Zit rustig en stoor me niet! Kunnen jullie je bek niet dichthouden’, zijn geen zinnen die een leerkracht op een bord mag opschrijven. En juist hetgeen verboden is wordt dan op het bord onderstreept namelijk het woord ‘bek’. Een voortschrijdende morele verloedering wordt heel vaak geconstateerd door analytici die de samenleving regelmatig beschrijven. Die verloedering zal uiteraard ook terechtkomen in het lerarenkorps. Leraren zijn immers ook mensen, maar we verwachten dat deze leerkrachten veel minder mens zijn dan andere personen. Leerkrachten zijn onderhevig aan nieuwe instructies die meer moeten voldoen aan een bepaald pedagogisch profiel dat gedreven is door nieuwe onderwijsinzichten en de belangrijker geworden rechten van het kind. Er zijn echter volwassenen in onze samenleving die niet geloven in de nieuwe onderwijsinstructies en in kinderrechten. Zij zeggen dat zij goed terecht zijn gekomen, ondanks of zelfs dankzij de pak slaag die zij kregen dus vanwege de kindermishandeling. Daaronder bevinden zich ook leraren, die geen waarde hechten aan de nieuwe instructies van Minov. Vernederen van kinderen en gebruiken van denigrerende woorden als ‘bek’ en ‘dom’ zijn uitdrukkelijk afgewezen. Maar het is al geruime tijd duidelijk dat leerkrachten zich niet storen aan de regels. Er is geen gestructureerde controle vanuit Inspectie Onderwijs op het gedrag van leerkrachten in de klaslokalen. Er is geen laagdrempelige structuur, waarbij leerlingen op eenvoudige wijze een klacht over een leerling kunnen deponeren. Aan de ene kant moet gesteld worden dat de nieuwe pedagogische instructies ook bekend moeten zijn. Er moet een streven zijn bij Minov om input te krijgen vanuit de leerlingen om gedragspatronen bij het onderwijzerskorps bij te sturen. Leerlingen hebben in principe dus geen inspraak in ons onderwijs. Een verloedering in het onderwijs is zeer waarschijnlijk vanwege de maatschappelijke ontwikkelingen aan de basis, maar de omvang en exacte aard zijn onbekend, omdat Minov dat soort diepteanalyses niet doet. Over de aannemelijkheid van een verloedering kunnen wij verschillende plausibele verklaringen bedenken. In de eerste plaats is het onverstandig dat wij ons aan de cultuur verbinden en onderwijstrends klakkeloos overnemen van bijvoorbeeld Nederland. Een zo’n ‘onderwijsinnovatie’ is het noemen van leerkrachten bij de voornaam. Buiten de klas is dat geen norm, ouders worden, in tegenstelling tot bepaalde westerse samenlevingen, niet bij naam genoemd en volwassen buurtgenoten ook niet. Dat verlaagt het gezag dat vereist is in klassen. Maar essentiëler is het instroomniveau op de lagere pedagogische instituten. In principe komen alleen ‘mislukkelingen’ uit het voj-onderwijs noodgedwongen terecht op lagere pedagogische instituten. Afgestudeerden zijn dan geen gemotiveerde professionals die een vooraf bepaalde liefde hebben voor het opvoeden. Bovendien schort het vanwege de instroom ook aan intellectuele bagage, waardoor men moeite heeft om zich te onderscheiden van de massa. Men is geen trendsetter als onderwijzer maar een volger, soms compleet met meerdere oorgaten, veel juwelen en tatoeages. Ook in het taalgebruik is men geen trendsetter, maar een volger. Heel vaak is de opstelling niet van ‘long life learning’. Heel vaak gaan onderwijzers in Suriname ervan uit dat ze de meest geschoolde personen in Suriname zijn, onbewust van het effectief bestaan van hogere wetenschappelijke onderwijsinstituten, waaronder de universiteit. Gezegd mag worden dat het Minov dit moment moet aangrijpen om weer nadruk te leggen op de normen die gelden voor onderwijswerknemers. Er moeten structuren zijn om de ethische codes weer in te peperen bij de onderwijzers. Er moet ook inspraak zijn vanuit het onderwijzerskorps wanneer deze codes worden vastgesteld, waardoor er meer draagvlak is. Iets dat in dit recentelijk geval waarschijnlijk weer zal dreigen, en ook te maken heeft met ethische codes, is de vrees voor represailles. Het is al een aantal keren voorgekomen dat leerkrachten zich groeperen en zich in de slachtofferrol positioneren tegenover een leerlingenmacht die hen zou molesteren en bedreigen. Eerder stelden wij dat het onmogelijk is dat leerkrachten, leerlingen zien als een gemeenschappelijke vijand. Dat schept dan tegelijk wantrouwen in de betrouwbaarheid, de capaciteit en het niveau van de personen die bij ons voor de klas staan. De verruwing in de klas zal verder leiden tot verruwing van de samenleving. En het is ten enen male onmogelijk dat leerkrachten de oorzaak zijn van negatieve trends in onze samenleving. Minov, nu er is een moment om weer te vernieuwen wat de ethische codes aangaat. Iemand zal het vuile werk wel bij Minov moeten willen doen.