De politiek is, in het kader van de ontvankelijkheid voor financiële ondersteuning, zeer recentelijk ‘gevallen’ over het feit dat Suriname puur op basis van het bruto binnenlands product (bbp) gerekend wordt tot de hogere middeninkomenslanden. Nu is het zo dat Suriname al een hele tijd door het Wereld Economisch Forum gerangschikt wordt tot een hoger middeninkomensland. Dat betekent dat donorlanden en –organisaties vanwege vooraf opgestelde criteria hulp aan deze landen niet meer kunnen verantwoorden. Begrotingen voor uitvoering van het sociaaleconomisch programma van veel landen, waaronder gedurende een lange tijd ook die van Suriname, blijven steunen op het donorgeld. Nu blijkt dat ondanks de tot een vriespunt gedaalde bilaterale relatie tussen Suriname en Nederland, in het jaar 2012 ca. 33 miljoen Euro donorhulp uit Nederland richting Suriname is gekomen. Landen moeten in principe blij zijn dat internationale organisaties hun land als een hoger middeninkomensland classificeren. Dat zou dus immers moeten betekenen dat de burgers in dat land niet in een arm land leven, dat er een zekere welvaart is gecreëerd. Waarom zijn landen dan ontevreden? Het heeft te maken met de discrepanties tussen de rangschikking en de dagelijkse realiteit. Het heeft ook te maken met het feit dat ondanks de rangschikking er behoefte is aan financiële ondersteuning voor de begroting. In het Surinaamse geval schijnt dat ook zo te zijn. Er wordt al een hele tijd beweerd dat het bbp alleen niet een goed meetinstrument is. Er moeten andere standaarden aangedragen worden om het welzijn van de burgerij te meten. De Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Organization for Economic Cooperation and Development: OECD) is dezelfde mening toegedaan. De organisatie heeft een alternatieve index geproduceerd die meer appelleert aan de realistische situatie. De bbp-rangschikking verschilt dan van die op deze Better Live Index (BLI). Deze index gebruikt 24 variabelen en zal overheden helpen om gericht beleid te maken voor de eigen burgerij. De BLI geeft ruimte aan de overheid, politieke leiders en ngo’s om gebruik te maken van de uitkomsten van de BLI om samen te werken en te ontdekken op welk gebied er behoefte is om een bijdrage te leveren. Ook geeft de index mogelijkheid om te begrijpen hoe economische, sociale en milieuveranderingen plaatsvinden. Sinds de aanvang van de OECD in 1961 is door de organisatie steeds het bbp als hoofdfactor gebruikt om economische en sociale vooruitgang te meten. De organisatie onderkent zelf dat zij er niet in geslaagd is de factoren vast te leggen die daadwerkelijk het leven van burgers beïnvloeden, zoals zekerheid, vrijetijdsbesteding, inkomensdistributie en een schoon milieu.
De OECD heeft met de BLI proberen een aantal vragen, die dicht bij het leven van de burgers liggen, te beantwoorden. Op de index komt vooralsnog een klein aantal landen voor: 36. Het gaat om de OECD-landen. Wordt het leven steeds beter? Wat zijn de ingrediënten om het leven beter te maken. Gaat het om onderwijs, milieu, gezondheidszorg, huisvesting en werktijden? Betekent vooruitgang hetzelfde voor burgers alle landen? De OECD is een pionier om in de diepte het welzijn van de burgerij te rangschikken, op een wijze die verder gaat dan het bbp. De meting voor de BLI geschiedt aan de hand van 11 factoren en 24 subfactoren. Het gaat dus in het algemeen om huisvesting, inkomen, werkgelegenheid, samenleving, educatie, milieu, civiele betrokkenheid, gezondheid, levenssatisfactie, veiligheid en evenwicht tussen werk en leven. Dus volgens de BLI zullen de scores bij deze 11 factoren en de daaraan verbonden 24 subfactoren bepalen hoe het daadwerkelijk met de bevolking gaat. Daaruit zijn de hiaten in het welzijn van de burgerij af te leiden. Bij huisvesting wordt gekeken naar het aantal personen dat (noodgedwongen) in een kamer slaapt, de faciliteiten die in huis beschikbaar zijn en de prijs die huisvesting heeft. Huisvesting is een groot probleem in Suriname. Gerelateerd aan het bbp is het inkomen. Daarbij wordt gekeken naar het individueel niveau van inkomen en het vermogen. We hebben in Suriname geen al te hoge lonen in een deel van de economie. Bij de factor werkgelegenheid wordt gekeken naar de werkloosheid, in welke mate en duurzame banen worden gecreëerd en de baanzekerheid (bescherming bij dreigende afvloeiingen). In Suriname zullen door de investeringen banen ontstaan, zegt de regering. Er worden echter veel contractarbeid-banen met een korte duur gecreëerd. Bij de factor samenleving wordt gekeken naar de kwaliteit van de ondersteuning die er bij calamiteiten bestaat vanuit de gemeenschap. Dan denken we bijvoorbeeld aan sociale zekerheid, die zwak ontwikkeld is in Suriname. Om de onderwijssituatie te beoordelen, wordt gekeken naar het onderwijssucces dat studenten doorgaans halen, dus tot hoelang men op school bereikt en de universiteit kan halen. Ook wordt gekeken naar de output van het onderwijssysteem. In Suriname stroomt een klein deel van de ingeschreven glo-leerlingen uiteindelijk tot de universiteit. Er zijn veel drop-outs en doublures. Milieu is ook een factor om de BLI vast te stellen. Daar wordt gekeken naar de mate van luchtvervuiling en de waterkwaliteit. In het binnenland en zelfs in de binnenstad is er veel vervuiling. De OECD kijkt naar de verkiezingsopkomst en de consultaties die de overheid houdt om de samenleving te betrekken bij het regeren. De verkiezingsopkomst is in Suriname relatief hoog, terwijl er ook consultaties plaatsvinden op verschillende niveaus. Een andere factor is de gezondheid, waarbij van belang zijn de levensverwachting en de overall gezondheid van de bevolking. De BLI meet ook de levenssatisfactie. Een ander punt is de veiligheid met name het aantal overvallen en moorden. Regionaal staan wij wat dit betreft er goed voor. Het laatste punt is de balans tussen werk en het persoonlijk leven. Hier wordt gekeken naar de werktijden en de ruimte voor vrijetijdsbesteding en persoonlijke zorg. Er wordt vooral bij de contractors en in de informele sector lang gewerkt in Suriname. Hoe zouden wij er regionaal voor staan en mondiaal als er een BLI voor de Caribische respectievelijk alle landen zou worden opgesteld? Een vergelijking tussen de bbp-index en een BLI zou zeer interessant zijn. Dan zou blijken of het ‘bezwaar’ van de regering gegrond zijn.