Jaarlijks wordt door de Verenigde Naties aandacht besteed aan de dag van 12 juni. Op die dag, morgen, wordt herdacht dat er nog kinderarbeid is in de wereld en dat er aandacht moet worden besteed aan dit fenomeen. Toen het verschijnsel ‘arbeid’ in de Westerse wereld manifest werd tijdens de Industriële Revolutie was het van meet af aan duidelijk dat de vergrote vraag naar arbeid door het gemechaniseerde productiemechanisme, risico’s met zich meebrengt voor kwetsbare groepen die op de arbeidsmarkt kunnen belanden. Ten tijde van de Industriële Revolutie waren dat zo’n beetje alle fabrieksarbeiders, met helemaal onderaan de vrouwen, de kinderen en de chronisch ziek geworden arbeiders. Kinderarbeid was nijpend in die situatie. Schilders die de penarie uit de Industriële Revolutie vastlegden in hun werken, deden dat vaak door kinderen te portretteren in de fabriekssfeer. De mechanisering en schaalvergroting van de productie hebben een invloed gehad op het denken over de arbeiders en mensenrechten en over uitbuiting van deze arbeiders. Op den duur stonden hele gezinnen dienstbaar aan de fabriek. Deze stond centraal in het leven van gezinnen, het gezin was niet meer centraal als hoeksteen van de samenleving. Het resultaat van dit alles zou zijn dat de hele samenleving op den duur uit elkaar zou vallen door allesoverheersende dienstbaarheid aan het kapitaal. Het denken over het socialisme kwam op gang, er kwamen theorieën over de opbouw van de samenleving in ontwikkeling. De politiek in de diverse landen werd beïnvloed door dit denken, er ontstonden revoluties. In de westerse landen werd wetgeving geïntroduceerd, gericht op de bescherming van de kinderen. Opmerkelijk is dat uit de beschrijving van de Industriële Revolutie en haar consequenties blijkt dat ook industriëlen zich bekommerden om het lot van de vrouwen en de kinderen. Er ontstond sociale wetgeving en ook wetgeving om kinderarbeid te voorkomen. Nederland, de voormalige kolonisator, was er vroeg bij met het Kinderwetje van Van Houten. De Nederlandse wetgeving op kinderarbeid, later mede door invloed van de richtlijnen van de Europese Unie, is steeds gemoderniseerd, gericht op een voortdurende sterkere zelfstandige economie. Dit land streeft nu ernaar om de tot de top-5 kenniseconomieën te behoren. De wetgeving in Suriname is daarentegen onontwikkeld gelaten. Kinderen in Suriname waren immers minder belangrijk dan die in Suriname. De verklaring van de achterstand in de wetgeving al in de koloniale periode rond 1975 kan niet anders zijn. De wetgeving om kinderen tegen arbeid te beschermen, is ongeveer hetzelfde gebleven. De vraag is of er kinderarbeid voorkomt in Suriname. Harde onderzoeken door kredietwaardige onderzoekers gedaan zijn niet bekend, geen ongewone situatie in Suriname. Maar er zijn wel indicaties bij de media aan de hand van persoonlijke oriëntaties. Dan nemen wij slechts de incidenten die de laatste maanden zijn gemeld. Er is gemeld dat twee kinderen beneden de tien jaar werkzaam waren in de rijstvelden, dag en nacht. Het zou gaan om weeskinderen. Er is in de media weer gemeld dat er in het oosten aan de landsgrens kinderen met kruiwagens goederen vervoeren. Ook zijn er toestanden in het binnenland. Er zijn bovenal veel drop-outs, die veels te vroeg beginnen met arbeid. Dat is niet alleen zo in de traditionele Creoolse volksbuurten, maar ook in Javaanse vestigingen, Marron ‘krakersbuurten’ en Hindoestaanse buurten in Wanica, Sarramacca en Nickerie. Er moet veel aandacht besteed worden vanuit onder meer het ministerie van Onderwijs. Dit ministerie moet er alles aan doen om kinderen zoveel als mogelijk in school te houden. In probleembuurten, met slechte huisvesting en slechte voeding, moet speciale aandacht worden besteed aan de slecht presterende kinderen. Nu lijkt het erop dat deze kinderen in de steek worden gelaten. Onderwijs moet er harder aan gaan trekken en programma’s gaan uitvoeren in de bovengenoemde gebieden. Het kost de Staat en de samenleving heel veel wanneer kinderen uit de schoolbanken uitvallen en kruiwagens gaan duwen. Er moeten weer spijbelambtenaren worden ingevoerd in Suriname. De regering moet een behoorlijk budget uittrekken voor het onderwijsprogramma. Dit programma moet niet alleen draaien om het onderwijsmateriaal, maar er moet ook kwalitatief veel veranderen aan het beleid. Minov moet in het kader van kinderarbeid en het belang van de ontwikkeling van de Surinaamse samenleving het kind centraal stellen. Dan gaat het om alle kinderen in Suriname.