Het assembleelid Hugo Jabini heeft gisteren in Utrecht een presentatie gegeven over de uitspraken van het Inter Amerikaans Hof voor de mensenrechten in verband met de eigendom van de leefgebieden van het Saramaka-volk. In de 16e eeuw vluchtten de Saamaka van de plantages en vestigden zich in het Surinaamse binnenland. Er ontstond een samenleving met ongeschreven rechtsregels. Na lange jaren strijd hebben de toenmalige koloniale heersers het bestaan van deze groep erkend door middel van het sluiten van vredesverdragen. Het bestaan van deze groep werd hierdoor officieel erkend door de machthebbers van toen. Het gezag van de Saamaka kreeg uit handen van de regeringsvertegenwoordiger een vrijheidsstaf (fiipaw), welke tot op heden dient als symbool van vrijheid en erkenning van het gezag in het binnenland. Volgens Jabini heeft de regering, na het vredesverdrag van 19 september 1762 met de Saamaka, nagelaten om in de ontwikkeling van het Surinaamse recht, het Saamaka gewoonterecht te incorporeren.
Hierdoor zijn twee rechtssystemen ontstaan. Het Surinaams geldend recht is gebaseerd op het individu, terwijl het Saamaka gewoonterecht de collectiviteit als basis heeft. Deze twee rechtssystemen hebben zich jarenlang kunnen handhaven zonder noemenswaardige botsingen. Dit, vanwege onder andere het relatief kleine aantal Saamaka, de grote afstand met het kustgebied en het isolement van het binnenland. In de 2e helft van de 20ste eeuw is er een drastische wijziging gekomen in het beleid van de regering. Veel concessies werden uitgegeven aan multinationals om de natuurlijke hulpbronnen, zoals goud en hout, te exploiteren. Grote delen van deze concessies vielen samen met de woongebieden van de binnenlandbewoners. De botsingen waren dan compleet. De binnenlandbewoners zijn geheel afhankelijk van het bos, voor hun jacht, visvangst, landbouw, medicinale planten en drinkwatervoorziening. Door grote stukken van hun woongebieden in concessie af te staan aan derden, wordt hun voortbestaan bedreigd. De bouw van de Afobakadam is de Saamaka nog vers in het geheugen. Een behoorlijk deel van het Saamaka grondgebied is toen onder water gelegd zonder noemenswaardige compensatie. De overheid beriep zich op het domeinbeginsel, terwijl de Saamaka op basis van hun gewoonterecht zeggen dat zij de eigendom van de grond hebben. Gelukkig heeft Suriname zich internationaal gecommitteerd om de mensenrechten van de Inheemsen en Tribale volkeren te erkennen. Te denken valt aan OAS Conventie 1987 en ILO Conventie 169.
De Grondwet van Suriname bepaalt in artikel 15 dat geratificeerde verdragen, welke naar de inhoud een ieder kunnen binden, verbindende krachten hebben nadat zij bekendgemaakt zijn. Voorts bepaalt de Grondwet in artikel 106 dat bij onverenigbaarheid met nationale wettelijke voorschriften, de ieder verbindende (of rechtstreekse werking) bepalingen van de internationale overeenkomsten van toepassing zijn. Dit betekent dat internationaal recht hiërarchisch gezien een hogere plaats inneemt dan nationaal recht. De geratificeerde mensenrechtenverdragen vormden een belangrijke bron, waarop de Saamaka zich hebben kunnen beroepen. Jabini noemde de volgende verdragen op: het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke rechten (1966); het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van Raciale Discriminatie (1965); de Amerikaanse Verklaring inzake de Rechten van de Mens (1948); de Inter-Amerikaanse Conventie inzake Mensenrechten (1969); het ILO-verdrag betreffende Inheemsen en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen, no. 169 (1989); de VN-verklaring inzake de Rechten van Inheemse volken ( UNDRIP, 2007).
Widjai Khoenkhoen