De aangelegenheid van de samenwerking tussen Cuba en Suriname op het gebied van landbouw is een verhaal met keerzijden. Het is een verhaal van keerzijden omdat de Cubaanse landbouwsituatie ook wel aangeduid wordt als de ‘Cubaanse landbouw paradox’. Gesteld wordt aan de ene kant dat geen enkel land in de wereld zulke successen heeft geboekt om ecologische landbouw, waarbij gebruik wordt gemaakt van de biodiversiteit, uit te voeren. Maar waarom importeert het eiland nog substantiële hoeveelheden voeding als de agro-ecologische vooruitgang zo enorm is? Om een voorbeeld te noemen: Cuba verbouwt zelf rijst, maar importeert 500.000 ton op jaarbasis. Dat is ongeveer driemaal wat onze totale jaarproductie is. Van belang voor ons in de samenwerking is met name dat aanwezige landbouwkader op het vakministerie LVV in Suriname ook op Cubaanse universiteiten heeft gestudeerd. Van de aanwezige connecties op de Cubaanse landbouwuniversiteiten kan gebruik worden gemaakt. Daarnaast heeft het eiland op het gebied van kennis en consumptie mogelijkheden voor onze landbouwproducenten. Cuba wordt niet als een consumptieland gezien, maar het importeert enorme hoeveelheden rijst die een belangrijk onderdeel is van de volksconsumptie. Er is in Cuba een systeem van rantsoenen die ervoor zorgen dat regionaal gemeten de Cubaan tot de best gevoede nationaliteiten behoort. Een groot deel van de rantsoenen wordt geïmporteerd.
De sancties tegen Cuba hebben het land gevormd. Het eiland is de derde grootste producent van grapefruit ter wereld, een fruitsoort waarvan ook wij de onuitgeputte potenties hier groot achten. Zestig procent van de Cubaanse citrusproductie bestaat uit sinaasappels, terwijl 36% bestaat uit grapefruit. Daar moet wel vermeld worden dat in 1991 een Israëlisch bedrijf voor het eerst na de Amerikaanse sancties kapitaal investeerde en wel in deze sector. Het Cubaanse fruit vindt zijn weg naar Europa. Cuba is verder de tweede grootste cassaveproducent in het Caribisch gebied met een jaarproductie van meer dan 300.000 ton. Rijst wordt in coöperatieverband door boeren verbouwd.
Onze landbouwminister tekende onlangs een Memorandum of Understanding met de landbouwminister van Cuba op het eiland. De landbouwminister nam de onderdirecteuren Landbouw en Landbouwkundig Onderzoek, Afzet en Verwerking mee te nemen, onder meer voor een veldbezoek mee. Voor Suriname moet de samenwerking gaan betekenen introductie van gespecialiseerde deskundigheid op het gebied van duurzame en industriële productie, milieuvriendelijke en voedselveilige landbouw en innovatieve technologieën voor productie en verwerking. In eerste instantie zullen Cubaanse landbouwspecialisten naar Suriname gehaald worden die zich zullen bezighouden met de productie in de tuinbouwsector en de bescherming van exporteurs. Er is in het samenwerkingsverband ook gesproken over de introductie van de Global Gap in de productie van groenten voor de export. Gap staat voor ‘good agricultural practices’ oftewel goede landbouwpraktijken in verband met voedselveiligheid. Uit eerdere berichtgeving van het ministerie hadden wij echter de indruk dat dit concept al was geïntroduceerd in Suriname. In de samenwerking met Cuba draait het uiteraard ook om de landbouwproductie op biologische basis. Er zal een fabriek worden opgezet die milieuvriendelijke meststoffen, groeistimulatoren voor agrarische productie, cosmetica, voedingsupplementen en medicamenten voor mens en dier zal produceren. In hoeverre de samenwerking met Cuba uiteindelijk zal leiden tot een verhoging van de productiviteit in de landbouwsector is een punt dat nog moet blijken. Terwijl het bestaande deel van de sector kan gaan profiteren met de samenwerking, moet aan de andere kant gewaakt worden voor het verdwijnen van het boerenbestand. Steeds minder boeren willen fulltime boer zijn. Dat heeft onder meer te maken met standpunten die in de vorige setting van het parlement zijn genomen met betrekking tot de landbouwsector. Investeringen in de landbouwsector werden min of meer aangeduid als verloren geld. De nadruk werd ook regionaal meer gelegd op de dienstensector. Economieën die een shift maakten van een agrarische basis naar een economische basis met een groeiende dienstensector, werden gezien als zich gezond ontwikkelende economieën. Inmiddels is het belang van landbouw in termen van duurzaamheid erkend. In de laatste verkiezingen zijn politieke partijen ook zwaar gaan ‘campaignen’ op het landbouwbeleid. Wat wij echter nog missen is het partnerschap tussen de boer en de potentiële agrarische ondernemer en het ministerie van LVV. Er is fysiek nog een behoorlijke afstand tussen deze twee partners in agrarische productie. Om maar een voorbeeld te noemen: is met de samenwerking met de Cubanen een belang gediend van de boer? Heeft de agrarische producent gevraagd naar een dienst of een ondersteuning die zal komen vanuit de samenwerking? Zijn de agrarische producenten geconsulteerd? In de berichtgeving is daarvan niet gebleken en daarom kan het beide kanten gaan uitlopen met deze samenwerking. Alhoewel het boerenbestand aan het uitdunnen is, is de drempel nog niet onoverbrugbaar hoog voor vooral burgers in voormalige landbouwgebieden om toch nog productief te blijven. Wat wel gemist wordt is de optimale ondersteuning. Die ondersteuning kan beter.