De nieuwe minister van Onderwijs en Volksontwikkeling bracht in haar eerste dagen op het ministerie een oriëntatiebezoek aan het oostelijke district Marowijne. Het is belangrijk dat de Minov-minister zich persoonlijk oriënteert in districten waar het schoolbezoek en het algemeen lager onderwijs gedeeltelijk gestremd zijn door inadequate infrastructuur. Punt is echter wel dat de minister regelmatig en minimaal jaarlijks een rapportage moet hebben van de staat waarin de scholen zich verkeren. Dat is het werk van Inspectie Onderwijs en het resultaat van een samenspel tussen deze inspectie en de verschillende schoolleidingen. Daarom is het niet te doen als de inspectiedienst onderbemand is. De staat van het onderwijs in het algemeen en de infrastructurele situatie hangen voor een deel af van de inspectiedienst van Minov. Uit het oriëntatiebezoek van de minister bleek dat de lokalen van een bepaalde school niet in optimale conditie verkeren. Er moet daar gerehabiliteerd en gerestaureerd worden. Ook blijkt dat de school te maken heeft met wateroverlast, dus dat de school onder water loopt. Dit zijn, naast oude versleten boeken die steeds gekopieerd worden en slechte sanitaire voorzieningen, vaak gehoorde klachten op veel glo-scholen. Deze problemen dienen opgelost te worden door het Minov, maar er is ook een taak weggelegd voor de schoolleiding en het leerkrachtenkorps aanwezig op de betreffende scholen. Er moet ook een stuk initiatief uitgaan van de volwassenen van de school, alhoewel dat wettelijk niet verplicht is. Maar wanneer men op dagelijkse basis een school met gebreken heeft als werkplek dan is het niet kwalijk wanneer er initiatieven worden ontplooid om bepaalde zaken actief te helpen oplossen. Het begint met een financiële planning en fondsvorming, waarbij het lokale bedrijfsleven en ouders kunnen worden betrokken. Maar de volwassenen moeten ook willen. Het komt wel eens voor dat er uitvoerbare plannen zijn om met lokale krachten en met toestemming en toezicht van Minov, materiële schoolproblemen op te lossen. Het komt echter wel eens voor dat bijvoorbeeld leraren niet bereid zijn om de duizenden SRD’s opgehaalde gelden te beheren. Het risico is namelijk aanwezig dat deze schoolleiders of leerkrachten beschuldigd worden van wanbeheer van of zelfs malversaties met de opgehaalde gelden. Dat kan goedbedoelende leerkrachten of schooldirecteuren in een zeer lastig parket brengen. Mede daardoor blijven op te lossen problemen voortsudderen om scholen. Maar elk goed werk heeft risico’s. Leerkrachten moeten zich niet laten ontmoedigen door dit risico. Men moet een transparant beleid voeren over de collectie, het beheer en de besteding van de opgehaalde middelen. Dat vereist administratie welke niet behoort tot het reguliere werk van onderwijzers. Het is in dit kader van belang dat leerkrachten een oudervereniging zwaar propageren op scholen. Ouders zijn dan ook betrokken in het geheel en participeren dan in de collectie, beheer en besteding van de middelen. De kritiek van wanbeheer kan komen van donateurs of van ouders. Ouderverenigingen moeten over uit te voeren projecten de informatie transparant doorspelen aan de ouders. Zo moeten bij ouderbijeenkomsten een financieel verslag worden gedistribueerd, zodat men ziet wat er met de middelen gebeurt. Zo’n verslag moet ook gaan naar de donateurs. Scholen hebben in Suriname bewezen dat door een gezamenlijke aanpak veel problemen kunnen worden aangepakt. In de binnenlanden moet behalve de ouders ook de stamstructuren worden betrokken. De minister is enige weken terug aangevangen met haar werk, maar haar taak draait ook op het vlak van de ontwikkeling van curricula en de onderwijsmethodiek. Er moeten breed gedragen organen in werking zijn die vrij kunnen denken over de gewenste onderwijsontwikkeling en –richting van Suriname. Iets dat bijvoorbeeld lijkt op de Onderwijsraad in Nederland die al meer dan 90 jaar bestaat. De Onderwijsraad is een onafhankelijk adviescollege en adviseert de regering en het parlement gevraagd en ongevraagd, over hoofdlijnen van beleid en wetgeving op het gebied van het onderwijs. Onze nieuwe onderwijsminister moet trachten om een soortgelijk onafhankelijk orgaan in te doen stellen, dat uitgesproken standpunten kan innemen en de minister kan adviseren. In het verdedigen van haar onderwijsbeleid moet de minister, zonder haar ministeriele taken te ontlopen, ook kunnen verwijzen naar zo’n eminente raad van onderwijsdenkers. Zo probeerde de inmiddels gevallen regering van Nederland in 2011 diverse actieplannen door te voeren om de onderwijskwaliteit te verhogen en leerprestaties te verbeteren. De Onderwijsraad heeft op al deze actieplannen afzonderlijk gereageerd en de regering geadviseerd met een bekend rapport (advies). Daarin waren de diverse actieplannen op hoofdlijnen van beleid op de langere termijn besproken door de raad. De Onderwijsraad boog zich daarbij ook over de positie die de overheid, schoolbesturen, leraren, ouders en andere belanghebbenden in het onderwijs, in deze tijd moeten hebben. In het belang van de oplossing van de materiële problemen, waarmee de minister bij een bezoek aan een school geconfronteerd raakte, en de niet tastbare problemen, is het aan te raden dat de minister zo’n raad in overweging neemt.