Het levenloze lichaam dat in een boot aan de Corantijnstrand was aangespoeld, behoort aan de 16- jarige Raodi Eshwar. Hij was woonachtig in de Krapwoodkreek te Springland. Volgens hoofdinspecteur Stanley Benschop, de GPK van Nickerie, werkte hij samen met de Guyanese kapitein voor een Surinamer. De boot verbleef in Nickerie om de opdrachten van de werkgever uit te voeren. Deze keer was de opdracht om naar Orealla te varen om Walaba-palen te bezichtigen. Zij waren op de terugweg en in volle vaart. De motor moet volgens de GPK tegen iets zijn aangekomen, waardoor het naar boven is gewipt en naar voren is gevlogen. De propeller heeft daarbij waarschijnlijk het hoofd van de 16-jarige geraakt.
De kapitein hield zich schuil uit angst. Het is de politie gelukt om hem dezelfde dag van het ongeluk te achterhalen. Hij werd verhoord. Ook de patholoog werd erbij gehaald en is er medewerking verkregen van de Forensische Opsporingsdienst. Volgens Benschop kunnen zij de conclusie trekken dat het om een bootongeluk gaat. De vermoedens van de omstanders dat Eshwar het slachtoffer zou zijn geweest van zeepiraterij, berusten niet op waarheid. GPK Benschop zegt dat er in dat gebied geen zeepiraterij voorkomt. De piraten opereren meer in open zeeën. In eerste instantie leek het erop dat de twee gapende wonden die waren aangetroffen op het levenloze lichaam, kapwonden waren. Maar na obductie bleek het duidelijk te gaan om de slag die het jonge slachtoffer heeft gehad.