In 2010 zijn op twee lidlanden uit het EU-ACP-verdrag de artikelen 8 en 96 uit de Cotonou-overeenkomst toegepast. In het Pacifisch eiland Madagaskar, dat kampte met een politieke crises, waarbij twee partijen de absolute macht claimden op het eiland. Het land geraakte hierdoor op alle fronten in politiek, economische en sociale zin in een impasse. EU-consultaties op basis van artikel 8 brachten geen doorbraak, waardoor donor EU maatregelen toepaste op basis van artikel 96. Ook in het Afrikaanse Eritrea zijn in 2010 EU-maatregelen toegepast op grond van de algehele instabiele politieke situatie in het land. De EU legden Eritrea daarbij beperkingen op voor wat betreft de technische en financiële bijstand.  In het geval van Suriname is de toepassing van artikel 8 op een ad hoc basis geschied en wel alleen op grond van de aanname van de Amnestiewet. Artikel 8 wordt ook uitgevoerd in een meer gestructureerde vorm, zoals bij het maken van de Country Strategy Paper of het National Indicative Plan. Indien art 8 dialoog niet leidt tot een ‘understanding’ tussen EU en Suriname, dan kan dat leiden tot het toepassen van artikel 96, waarin maatregelen zijn opgenoemd, daar volgen de EU een ‘essential principle’ in het geding is. Essential principles zijn human rights, democratische principes en de rule of law.