Heel terecht stelt de president van het land dat de reshuffling niet klaar is. Hij stelt het functioneren van hooggeplaatste ambtenaren, waaronder onderdirecteuren, ook ter discussie. Dat is een punt dat bij het evalueren van de flexibiliteit en de productiviteit van de overheid behoorlijk onderbelicht is gebleven en ten onrechte. De president stelde dat 500 posities, bestaande uit voornamelijk onderdirecteuren en directie en rvc’s bij overheidsentiteiten, blootgesteld zijn aan de reshuffling. Eerder stelden wij dat wat de uitvoering van het technisch beleid betreft, de specialisering en specificatie plaatsvindt op het onderdirecteursniveau. Er zijn op alle ministeries technische en beleidsgerichte onderdirectoraten, naast dat van de ondersteunende ODAD (onderdirectoraat Administratieve Diensten). Soms zijn onderdirectoraten klein en zijn er veel technische skills vereist van de od, in een enkel geval is er een clustering van een groot aantal (hoofd)afdelingen onder de od, waardoor zijn taak behalve technisch ook meer coördinerend, beherend en superviserend is. Kleinere ministeries hebben minder onderdirectoraten, grotere soms veel meer. Een minister is niet in staat om technisch alles te managen en te beïnvloeden. Vanuit het ontwikkelingsplan, de regeringsverklaring en de ministeriele beleidsnota’s en jaarplannen kan hij het beleid uitdragen in RvM, in DNA, bij de media en op andere nationale en internationale fora. Directeuren zijn meer intern gericht op het beheer van de operaties binnen het ministerie. Wat de technische uitvoering van het beleid betreft, zijn de minister en het ministerie afhankelijk van de od’s. De od is de laatste schakel van bovenuit, naar het onderliggend personeel te beginnen bij een deel van het hoger en midden kader. De kloof in waardering tussen de academici, die onder een od functioneren, en de od zelf is aanzienlijk. Daarom is in Suriname de grootste zorg van od’s niet om beleid te helpen uitvoeren, maar om alles eraan te doen om ervoor te zorgen dat men niet terugvalt. De meeste od’s kiezen daarvoor een gulden middenweg die heel desastreus is voor ons land. In de eerste plaats zullen ze niet zoveel werk en koppijn aanleveren voor de minister dat hij zijn handen vol heeft aan werk. Want het is niet altijd duidelijk hoeveel werk een minister zelf in RvM en DNA wil verzetten. De od’s doen het dus rustig aan, wanneer er zware branden ontstaan dan worden die geblust om de media zoet te houden. Zware Fiso-zaken brengt de od ook niet graag naar de minister; immers, als hij voor teveel kopzorgen zorgt, kan de minister hem op gegeven moment niet leuk gaan vinden. Dan zijn er de luie od’s die de hele dag bezig zijn te plannen hoe ze hun salaris gaan opmaken aan het uitproberen van nieuwe eetgelegenheden en nieuwe uitgaansoorden en soms ook aan nieuwe jongere vlam. Die maken misbruik van het gebrek aan kennis van de minister en gaan zaken, die concreet vallen onder een hoofdbeleidsgebied of beleidsgebied, niet aankaarten, totdat iemand uit het veld het aanhaalt en de minister van het belang daarvan kan overtuigen. Een deel van de od’s slaapt heel slecht uit vrees voor onderdanen. Onderdirecteuren bij lanti hebben onder zich luie medewerkers, medewerkers die het strikt zakelijke doen en medewerkers die functioneren op basis van bijvoorbeeld hun academische kennis en op basis daarvan zich bij de overheid of elders als zodanig profileren. Academici die hun werk als een normale baan zien van 7 tot 3 en daarna naar huis snellen, zijn geen bedreiging voor od’s. Wel die hoger kaderleden die zich blijven scholen en op hun vakgebied meer prominent zijn dan de od. Veel energie van od’s zit in het controleren en het ‘containen’ van deze vakmensen zodat ze hem/haar niet boven het hoofd groeien… en op gegeven moment hun baan pikken. Deze hoger kaderleden worden soms weggepest, maar vaker gedemotiveerd door een starre od. Het fenomeen od-schap moet door Biza onderzocht worden. De grote bottleneck in de output van de overheid zijn od’s. Het od-schap is de laatste schakel naar benden en de angst om te vallen naar het normale leven, beweegt od’s tot veel.
De oproep wordt dezerzijds niet gedaan om od’s brodeloos te maken. De oproep is om de od’s te bevrijden van de angst waarin ze na het aantreden van elke nieuwe minister gevangen zitten. En dat kan door het od-schap te depolitiseren. Od’s moeten niet uitsluitend managers zijn, het moeten academische leiders zijn die het onder hun dienend personeel bewegen om te groeien en zodanig te performen zodat de gemeenschap er voordeel aan heeft. En in die activiteiten moet de od niet allen wachten op brieven om handtekeningen te zetten, maar zich ook actief mengen in het academisch denkwerk. Zodoende profileert hij zich ook als een denker en is er geen vrees voor onderdanen.
We hopen dat de president het functioneren van de od’s niet alleen maar ook dat van de academici die min of meer gratis aan onze universiteit hebben gestudeerd onder de loep neemt. Deze laatsten maken het heel gemakkelijk voor zichzelf. Er wordt weinig vakliteratuur gelezen, eerder in bijvoorbeeld vrouwenbladen en op Facebook. Beslissingen en adviezen worden simplistisch genomen en gegeven, vanuit een persoonlijk denkkader en niet vanuit bijvoorbeeld de literatuur. De vakkennis wordt niet bijgehouden en discussies over het werk worden niet gevoerd, iedereen functioneert op een eiland. De output kortom vanaf de od’s naar beneden is bedroevend laag. Het is tijd dat er herschikkingen plaatsvinden.