Politicoloog Hans Breeveld vindt het toevoegen van twee onderministers- Abigail Lie A Kwie bij Openbare Werken en Mahinder Gopi bij Regionale Ontwikkeling- aan het regeerteam van Bouterse niet zinvol. In Suriname is de politiek onvoldoende bekend met het instituut van onderministers, het kan leiden tot een situatie van twee kapiteins op een schip en hiernaast is dit weer uitbreiding van het ministersteam.
Breeveld: “Ik ken minimaal drie onderministers uit de Frontregering van 1988 en die hebben zeker niet de prettigste ervaring uit hun leven eraan overgehouden. Onderministers krijgen meestal van de partijpolitieke ministers geen gelegenheid tot functioneren. Wij kunnen het in Suriname hiernaast doen met slechts 11 ministeries, met name Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Defensie, Economische Zaken, Financiën, Justitie en Politie, Natuurlijke Hulpbronnen, Landbouw, Veeteelt en Visserij, Onderwijs, Openbare Werken en Volksgezondheid.â€
Breeveld zegt desgevraagd dat hij niet kan aangeven of reshuffling van het regeerteam Bouterse/Ameerali een kwaliteitsverbetering of –vermindering zal betekenen. “Het is koffiedik kijken, maar als ministers reeds ingewerkt zijn dan is dat verloren tijd. Ik vind het verder jammer als ministers en ambassadeurs niet op basis van een profiel, maar om allerlei onduidelijke partijpolitieke redenen worden benoemd. We kunnen verder alleen hopen dat de nieuwe ministers voldoende managementkwaliteiten bezitten en goede managers kunnen zijnâ€, zegt Breeveld.
Breeveld vindt dat het niet uitmaakt dat tijdens regering Bouterse/Ameerali al 7 ministers zijn ontslagen. “Het gaat uiteindelijk om de bereikte resultaten en prestaties. Het is net als bij voetbal, waarbij het eindresultaat telt als een team heeft gewonnen of verloren en het aantal gepleegde wissels maakt dan uiteindelijk niets meer uit. Het is daarom van belang om criteria en graadmeters vast te leggen, op basis waarvan de prestatie van een regering kan worden bepaaldâ€, zegt Breeveld. De politicoloog vindt dat president Desire Bouterse, die conform de grondwet de uitvoerende macht heeft, aan het woord moet komen over de kabinetswijziging. “We horen integendeel allerlei andere mensen en partijvoorzitters zaken uitleggen in de media, terwijl de president zwijgt in alle talen.’