Henk Ramnandanlal begon ermee. Hij stelde dat betrouwbare personen die op de Leonsberg-meeting aanwezig waren, aan de toenmalige machthebbers amnestie hadden beloofd. ‘Ik hecht er veel waarde aan’, zei Ramnandanlal. Hij haalde dit punt aan door te stellen dat amnestie een politieke kwestie is en daarom op een politieke manier moet worden opgelost. ‘Het was wenselijk om in 1992 amnestie te verlenen om de vrede te bewaren.’
Ronald Venetiaan sprong op. ‘Uit eerste hand informatie weet ik dat door de drie toenmalige Front-leiders op Leonsberg geen amnestie is aangeboden. Dat was niet mijn informatie.’
Ook Radjkoemar Randjietsing zei dat de drie leiders geen amnestie beloofden. ‘Als dat zo was, waarom is dan in 1992 geen amnestie verleend. Het is onjuist om info te geven in eng belang. Onze leiders van toen konden geen amnestie aan wie dan ook beloven. Zij waren ook niet bevoegd.’
Ramnandanlal bleef erbij dat amnestie een politieke zaak is. En dat hij daarom op een politieke manier moet worden opgelost. Hij gaat ervan uit dat het besluit om wel of niet amnestie te verlenen hoe dan ook een politiek besluit blijft.
Intussen hebben Willy Soemita en Dilip Sardjoe, een van de weinige overlevenden, bekendgemaakt dat er op Leonsberg wel degelijk over amnestie is gesproken. Soemita heeft dat duidelijk gemaakt, terwijl Sardjoe, die als toehoorder bijzat, uit eerste hand dit gegeven ook heeft kunnen merken.