Zoals de meeste mensen hadden de politieke leiders van de periode 1975- 1980 geen staatsgreep aan den lijve ondervonden. Ook het gebrek aan internationale politieke ervaring maakte dat men de ingreep beschouwde als iets eenmaligs, zonder blijvende betekenis. Men had nog geen zicht op de ernst van het delict voor de toekomst van Suriname en wilde slechts een ding: zo spoedig mogelijk terug naar de oude staatkundige verhoudingen, desnoods in goed overleg met de nieuwe heersers. Ook was er toen nog wel een zekere vaak verborgen gehouden sympathie, althans bij sommige politici, voor het Robin-Hoodachtige optreden van de coupplegers die met zestien man een hele regering omver geworpen hadden. In deze sfeer viel de uitnodiging van onze president, Dr. Ferrier, aan de fractieleiders Lachmon, Nooitmeer en Wijntuin om mee te werken aan een wet die amnestie zou verlenen aan de nieuwe machthebbers voor hun optreden op 25 februari 1980. De uitnodiging kwam begin april van datzelfde jaar en werd grif aangenomen. Ik meende en ik geloof dat de anderen dezelfde mening toegedaan waren, dat dit gebaar van goodwill ten opzichte van de militairen een sfeer zou kunnen scheppen waarin in alle openheid gediscussieerd zou kunnen worden over een snelle terugkeer naar meer normale verhoudingen in ons land. De medewerking werd dus toegezegd. De NPK had haar standpunt reeds geformuleerd in een pamflet.
Tijdens de eerste vergadering van het parlement na de staatsgreep heerst eer een soort grafstemming. Die sfeer werd ruw verbroken door de aankondiging van het lid Somohardjo dat hij geen medewerking zou verlenen aan de amnestiewet, omdat hij wegens het bestaande verbod van politieke partijen niet in staat was geweest in overleg te treden over deze kwestie met bestuur en leden van de partij. Aan de andere kant zette het lid Herrenberg zich fel af tegen een amnestie-gedachte. De militairen hadden slechts hun plicht gedaan tegenover hun vaderland.
Het wetsontwerp werd met algemene stemmen, op die van Somohardjo na, aangenomen. De overvallers op de rechtsstaat waren door de wettige vertegenwoordigers van de rechtsstaat gepardonneerd. Het lid Herrenberg verliet voor de stemming demonstratief de zaal. Zal het nieuwe parlement, na de verkiezingen van 25 november 1987, zich weer voor de vraag gesteld zien om amnestie te verlenen, ditmaal voor de schuldigen van 1982 en daarna? Men zal zich daarbij niet kunnen beroepen op blindelings vertrouwen in de goede bedoelingen der militairen; noch minder op gebrek aan ervaring inzake staatsgrepen en hun gevolgen. Ook al doen de huidige machthebbers ( na de verkiezing van 25 november 1987 ) uitkomen alsof die schendingen in de doofpot gestopt zijn, eens komt die wel boven water. In de wereld zijn er teveel soortgelijke voorbeelden die hebben geleid tot bestraffing van de plegers van zulke ernstige strafbare feiten.
Uit: Reflekties uit mijn politieke verleden,
E.Wijntuin, 1994