Twee landen zijn overstag gegaan in de maandenlange strijd die Syrische rebellen voeren tegen zittende president Bashar al-Assad. Het gaat om de USA en de dichterbij gelegen Turkije. De opstand tegen president Bashar al-Assad duurt al ruim een jaar. De presidenten Barack Obama en Recep Tayyip Erdogan hebben besloten ‘niet-dodelijke hulp’ te sturen naar de opstandelingen. Deze bestaat onder meer uit communicatieapparatuur. Gisteren waren beide presidenten nog samen in Zuid-Korea voor een topmeeting over nucleaire veiligheid. Bovenstaande is een doorbraak in de strijd die gaande is in Syrië, omdat het de eerste keer is dat de USA openlijk steun betuigen aan de Syrische rebellen. Wel moet gezegd worden dat onder meer Nederland al enige tijd de rebellen ook steunt met ‘niet-dodelijke wapens’ zoals apparatuur om toegang tot internet te krijgen. De Syrische rebellen krijgen regelmatig overlopers vanuit de regeringszijde. Zo zijn eerder deze maand hoge Syrische legerofficieren overgelopen naar de rebellen. Het ging met name om vier brigadegeneraals van het regeringsleger. Eén van deze generaals voert nu de bewapende opstandelingen in Syrië aan. De andere drie ex-generaals vluchtten de afgelopen dagen naar een kamp voor deserteurs over de grens in Turkije. Eerder hadden drie andere brigadegeneraals al de kant van de oppositie gekozen. De zeven zijn de hoogste officieren die zich bij de rebellen hebben gevoegd. Ook de Syrische onderminister Abdo Hussameldin is inmiddels overgelopen naar de rebellen. Hussameldin is de hoogst geplaatste ambtenaar die de regering van president Bashar al-Assad heeft verlaten, sinds een jaar geleden de opstand uitbrak. Tot de voorstanders van een actievere rol van de USA in de opstand in Syrië behoort de Amerikaanse politicus John McCain.  Hij vindt dat de Verenigde Staten een internationale actie moeten leiden die de belangrijkste steden in Syrië moet beschermen tegen luchtaanvallen. De rebbelen hebben zich gegroepeerd in het zogenaamde Vrije Syrische Leger (FSA). De besluiten van de USA en Turkije tot een meer actieve betrokkenheid is in aanloop naar een andere actie vanuit de internationale gemeenschap begin april. Op 1 april komen namelijk de zogenaamde ‘Vrienden van Syrië’ bij elkaar in Istanbul om te praten over de levering van medische hulp en goederen aan het Syrische volk. Deze acties kunnen verlichtend werken, omdat de Verenigde Naties nog geen mandaat hebben om militair in te grijpen. In de Veiligheidsraad verzet Rusland zich hiertegen. Rusland wijst de VN-resolutie over Syrië af. Moskou kan acties van de VN tegen Syrië blokkeren, door tegen een nieuwe resolutie te stemmen. Een ontwerpresolutie was opgesteld door Westerse en Arabische landen en steunt een oproep van de Arabische Liga aan de Syrische president Bashar al-Assad om af te treden. Volgens Buitenlandse Zaken Rusland hielden de opstellers van de resolutie totaal geen rekening met de Russische standpunten. Zo bevatte het voorstel geen clausule waarin militair ingrijpen wordt uitgesloten. Het Russische Kremlin is al decennia een bondgenoot van Syrië. Rusland levert nog steeds wapens aan het Syrische regime. Recentelijk nog werd een contract getekend voor de levering van militaire vliegtuigen. In de Veiligheidsraad is het niet alleen Rusland dat ‘dwars zit’. Samen met Rusland heeft ook China in oktober 2011 in de Veiligheidsraad zijn veto uitgesproken over een resolutie waarin het geweld van de Syrische regering werd veroordeeld.
Er zijn regionale leiders zoals Chavez die uitdrukkelijk nog steun betuigen aan al-Assad. Het geweld in Syrië begon in maart 2011 en blijft aanhouden, ondanks de komst van waarnemers van de Arabische Liga recentelijk. Er zijn al ettelijke doden gevallen bij confrontaties tussen regeringstroepen en de oppositie. Door een Arabische nieuwszender werd recent ook medegedeeld dat Iraanse militairen meevechten aan de kant van de Syrische regering. De  schattingen van het aantal doden lopen op tot boven de 9.000. De regering van Syrië laat geen journalisten het land binnen, waardoor het moeilijk is om veel te weten. De zittende Syrische president al-Assad ontkent dat burgers worden gedood. Hij verklaart dat zijn regeringsleger vecht met gewapende bendes en buitenlandse terroristische groepen. Opstandige steden worden belegerd. In tegenstelling tot wat al-Assad zegt, zijn er berichten dat er al meer dan 9.000 burgers om het leven zijn gekomen. Volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch gebruikt het Syrische leger burgers als menselijk schild als het op verzet stuit. De Verenigde Naties heeft nog geen grip op de zaak in Syrië. De wereld, vooral politieke en economische blokken die niet in de buurt liggen, proberen geen invloed te krijgen op de situatie. Een ding is wel duidelijk en dat is dat de wereld wel baat heeft bij een goed verloop van de zaak. De prijs van de olie immers beïnvloedt de hele wereldeconomie, ook die van ons. Het heeft een impact op ons dagelijks (over)leven. De commitment aan de oorlog in Syrië met nu niet-dodelijke middelen zou een aanloop kunnen zijn op een verdergaande bemoeienis van de westerse wereld.