De ongelijke positie die er bestond tussen de verdachte en het OM in strafzaken moet worden weggewerkt. Dat is de bedoeling van het wetsvoorstel dat voor gisteren op programma stond in De Nationale Assemblee om het Wetboek van Strafvordering aan te passen. Dit wetboek regelt voornamelijk de processen, procedures en termijnen die van toepassing zijn wanneer een persoon strafrechtelijk wordt vervolgd door het Openbaar Ministerie (OM).
Verzoek tot invrijheidsstelling
De wijziging van het wetboek heeft betrekking op artikel 54c lid 3. In dit kader is ook van belang art. 54a. Dit artikel geeft de verdachte de ruimte om tijdens de inverzekeringstelling de rechter-commissaris te verzoeken om hem in vrijheid te stellen. De rc hoort de verdachte binnen 24 uur na aanhouding en neemt een besluit. Dit besluit kan inhouden dat de verdachte voorlopig in vrijheid wordt gesteld op grond van onrechtmatigheid van de inverzekeringstelling (waarmee het OM niet blij zal zijn) of dat de inverzekeringstelling wordt voortgezet bij rechtmatigheid van de inverzekeringstelling (waarmee de verdachte niet blij zal zijn).
Beroep tegen besluit rc
Volgens artikel  54c van  het Wetboek  van  Strafvordering kunnen zowel  de vervolgingsambtenaar als de verdachte in beroep gaan bij het Hof van Justitie tegen een besluit van de rechter-commissaris. Dit beroep kan worden ingesteld binnen 3  dagen nadat door de rechter-commissaris is  besloten over de voortgang van de inverzekeringstelling (rechtmatigheid of onrechtmatigheid). Deze beroepsmogelijkheid om in beroep te gaan is echter voor de beide partijen (de verdachte en de vervolgingsambtenaar) niet gelijk. De verdachte kan in alle gevallen beroep aantekenen bij het Hof als zijn inverzekeringstelling wordt gehandhaafd. De vervolgingsambtenaar kan echter slechts in beroep gaan tegen een voorlopige invrijheidsstelling als het gaat om een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld. Bij minder dan 8 jaren is de officier van justitie beperkt. Daarnaast is toestemming van de pg vereist alvorens de vervolgingsambtenaar beroep instelt. Deze vereiste blijft, om te voorkomen dat de vervolgingsambtenaren maar al te vaak grijpen naar deze bepaling.
De wijziging
Aanleiding van de wetswijziging is mede omdat in de praktijk ernstige gevallen bekend zijn, waarbij personen die misdrijven hebben begaan waarop minder dan 8 jaar straf staat vrij zijn gelaten, terwijl het OM niet in beroep kon gaan. We denken onder meer aan zedendelicten tegen kinderen. Het rechtsgevoel van de gemeenschap was daardoor geschokt, terwijl het OM niks kon doen na het besluit van de rc. Daarom is bij deze wetswijziging besloten om de beperking van 8 jaren gevangenisstraf te schrappen. Zodoende kan het OM altijd in beroep gaan wanneer de rc besluit om een verdachte in vrijheid te stellen op grond van art. 54a Wetboek van Strafvordering. Daardoor hebben OM en de verdachte evenveel kansen. Evenwel blijft het zo dat de officier alleen in beroep kan gaan na toestemming van de pg. Strafzaken waarop minder dan 8 jaar straf staat kunnen zeer ernstig zijn, zoals zedenmisdrijven tegen kinderen en mishandeling.