De afgelopen dagen is zeer actueel een bericht in de internationale media over het Surinaams regenwoud. Voorts zou een wetenschapper die in de Surinaamse bossen zich bezig heeft gehouden met het bestuderen van de ‘capucijner’-apen als non-fictie schrijver de Canadese Charles Taylor VN-prijs hebben gewonnen. Uit zijn interviews blijkt dat het Surinaamse bos veel indruk op hem heeft gemaakt. De Charles Taylor hier is niet de Afrikaanse despoot, maar een gelauwerde Canadese schrijver. Tegelijkertijd is er lokaal nieuws dat er behoorlijk veel schade is aangericht door goudzoekers in een natuurreservaat dat internationaal geprezen wordt voor zijn unieke biodiversiteit en waarvan nationaal bekend is dat het een enorme toerismepotentie heeft. Milieu behoort heel hoog te staan in het beleid van deze regering. Dat heeft te maken op het karakter van ons land als biodiversiteitland. In het regeerakkoord heeft een van de 21 prioritaire punten betrekking op biodiversiteit. De (nieuwe) regering moet zich inzetten voor verzekering van duurzaam beheer van het natuurlijk milieu. Dit moet geschieden door beschermende maatregelen, het mitigeren van milieuschade, rehabilitatie van beschadigd milieu, alsook adequate overdracht van uitgemijnde gebieden, in het bijzonder in de districten Para, Brokopondo, Sipaliwini en Marowijne. Het regeerakkoord zegt verder dat hiertoe ondermeer wettelijke voorzieningen moeten worden getroffen en relevante instituten vooral binnen de overheid worden versterkt. In de regeringsverklaring wordt een hele paragraaf besteed aan milieu met name worden genoemd ‘economische en sociale ontwikkeling op duurzame wijze’, ‘biodiversiteit’ en benutting van de natuurlijke hulpbronnen met minimale schade aan het milieu. In Suriname is een landrechtenlobby bezig die een oorsprong vindt in gemeenschappen van de inheemse en tribale volken. Precies vanuit dezelfde gemeenschappen worden activiteiten ontplooid die een vernietigend effect hebben op het milieu. Weliswaar is de beschadiging van ons milieu niet uitsluitend afkomstig van deze groepen. Doorgaans gaan een landrechtenlobby en een milieulobby hand in hand. De vijanden van landrechten zijn ook de vijanden van het milieu: de grote multinationals die bossen veranderen en wegmaken voor de zogenaamde ‘ontwikkeling’. In Suriname is de situatie uniek. De vraag ontstaat of een landrechtenlobby geloofwaardig is als het ontbloot is van een milieupressie. Dat de twee aspecten hand in hand gaan, is logisch. In internationale instrumenten waar de issue van landrechten wordt geregeld, zijn er altijd bepalingen over milieubescherming. Inheemse en tribale volken kunnen niet voortbestaan als er een zware impact is op het milieu. Dat blijkt uit het Verdrag Inheemse en Tribale Volken van de ILO, de VN Verklaring Rechten Inheemse en Tribale Volken en het concept Verklaring Inheemse en Tribale Volken, die nog moet worden aangenomen. De landrechtenlobby lijkt daarom bij ons niet een oprechte lobby. Dat werd duidelijk met het Brownsberg-vernietiging van het milieu. Er is iets niet pluis met onze grondrechtenvraagstuk, omdat het niet gelinkt is met een roep naar bescherming van het milieu. In het parlement hebben we zelfs een situatie waarbij een marronleider die ook vaak een pleidooi houdt voor landrechten, keihard meehelpt om het milieu naar de verdoemenis te helpen. Landrechten zijn deel van de ruimere evaluatie van de rechten en plichten van inheemse en tribale rechten. De moderne visie over rechten van inheemse en tribale volken legt de nadruk op het voortbestaan van deze volken precies zoals ze dat willen oftewel precies zoals ze zijn. Het kapotmaken van het milieu betekent een bedreiging van de beleving van rechten van inheemse en tribale volken. En als tribale gemeenschappen het milieu op significante schaal kapotmaken dan wordt het beeld verwarrend.
Vandaar dat gesteld wordt dat de landrechtenissue past in context in niet geïsoleerd. Vandaar dat gesteld is dat het nu wel duidelijk wordt dat de landrechtenlobby vreemd aandoet en wellicht niet oprecht is. Men wil grond die men zakenrechtelijk kan bezwaren. Men is niet goed geïnformeerd en men wordt wellicht ook misleid.
Suriname is een klein land en in de wereldeconomie hebben wij niet veel in de melk te brokkelen. Maar op het vlak van biodiversiteit en bebossingsgraad zijn we in de top drie van de wereld. Suriname behoort tot de toplanden waar het land voor het grootste deel bedekt is met bos. Er zijn mogelijkheden om voor het bewaren van het bos gecompenseerd te worden. Die mogelijkheden moet Suriname nog exploreren. In de periode 2000-2010 heeft het Zuid-Amerikaans continent het meest aan bos verloren en wel 4 miljoen hectare per jaar. Azië kende een groei van de bossen voor 2.2 miljoen hectare per jaar in dezelfde periode, met name in de landen India, China en Vietnam. Wij hebben internationale verdragen geratificeerd die ons dwingen om het milieu in tact te houden en de milieuvervuiling tegen te gaan. De grootste vervuilers zijn we niet, wel behoren we tot de ontwikkelingslanden die het meest kwetsbaar zijn tegen zeespiegelstijging. De verdragen staan niet op zichzelf en zijn evenmin een modeverschijnsel. Het draait allemaal om het voortbestaan van het planeet. Wij staan er als kwetsbaar land er midden in. De Surinaamse regering moet nu paal en perk stellen en onze natuurparken in perspectief plaatsen. Voorts moet intensief met programma’s gewerkt worden waarbij een totale heropvoeding van de marronjongeren in het binnenland plaatsvindt, waardoor zij zich meer richten op toerisme en andere duurzame sectoren als een beter alternatief. Alleen een milieuverhaal ophangen, zal geen soelaas bieden.