In de jaren 70 van de vorige eeuw heeft het ministerie van onderwijs en volksontwikkeling gemeend de onderwijskansen voor de leerlingen van het toenmalige Uitgebreide Lager Onderwijs (ULO) te verruimen. Behalve de mogelijkheid voor een verticale doorstroming is nadrukkelijk rekening gehouden met de beroepsgerichtheid van het nieuwe schooltype, het LBGO, hetgeen staat voor Lager Beroepsgericht Onderwijs. De leerlingen kunnen vanaf toen na het eerste leerjaar belanden in de V-, T-  of AE stream. Later is een tweede leerjaar voor de differentiatie toegevoegd aan het LBGO.  Het leidende  idee was dat op dit onderwijsniveau er  arbeidskrachten, lager kader konden worden afgeleverd voor de maatschappij. De verticale studiemogelijkheid was niet prioritair gesteld door de beleidsmakers van toen. Actueel is hoorbaar dat het IMEAO geen LBGO -AE afgestudeerden meer moet wil/zal toelaten. Dit opleidingsniveau zou niet goed aansluiten bij het startniveau van het IMEAO. De maatschappij in de jaren ‘70 was sterk georiënteerd op de handel. Neem maar  de AE-stream als voorbeeld. Deze leerlingen werden  primair opgeleid om in een handelsonderneming een administratieve baan of een verkopersbaan te vervullen. Dit is kennelijk de reden waarom het vak verkoop- en kantoorpraktijk opgenomen is in het nieuwe vakkenpakket. Dit, zonder  evenwel wettelijk te regelen hoe dit lager kader gehonoreerd moest worden. Zij waren hiervoor dan ook duidelijk overgeleverd aan de grillen van de heersende elite/establishment in de florerende  handelssector.
Van een productiegeoriënteerde economie was in de periode van het creëren van het LGBO volstrekt geen sprake. De enige middelgrote bedrijven die overgenomen zijn van de kolonisator zoals SML, Bruynzeel,  Alliance etc. begonnen reeds in de jaren voor de onafhankelijkheid tekenen van onproductiviteit  te vertonen vanwege met name slecht management en politieke infiltratie. Deze tendens zou later leiden tot faillissement van vele van deze  bedrijven. Billiton en Suralco waren de enige goed functionerende bedrijven die middels belastingen een wezenlijke bijdrage leverden aan de staatshuishouding. In die dagen was de bekende spreuk, bauxiet is de kurk waarop de Surinaamse economie drijft, veel te horen. Maar het lager kader dat van het LBGO komt, maakte meer kans bij de handelsondernemingen in dienst te komen dan bij de bauxietbedrijven. De vraag is hoeveel van dit kader echt  terecht kon bij de handelsondernemingen. Gebleken is dat er naderhand een snelle verzadiging optrad voor wat betreft arbeidsplaatsen. In feite heeft het LBGO slechts voor heel korte tijd beantwoord aan de maatschappijontwikkeling en behoefte.
Het  transformeringsproces van een handelsgerichte economie naar een productiegerichte economie is mijns inziens volledig voorbij gegaan aan de beleidsmakers van de afgelopen decennia. Kennelijk hebben mensen die zich te veel klampen aan het bekende, zonder rekening te houden met de maatschappelijke ontwikkelingen een doembeeld voorgeschoteld om fundamentele adaptatie van het onderwijs aan de maatschappelijke werkelijkheid door te voeren. Of moet ik stellen dat een groot aantal mensen in Suriname innovatie fobiesten zijn. In een ontwikkelingsland moet om de 10 – 15 jaar het onderwijssysteem qua structuur en inhoud geëvalueerd worden om archaïsme in pedagogisch didactische opzicht tegen te gaan. Maar ook om de functionaliteit van het onderwijs te bevorderen en te garanderen. Immers, onderwijs moet in alle omstandigheden dienstbaar zijn aan de gemeenschap. Onderwijsprocessen dienen steeds in  nationale en internationale correlerende verbanden bekeken te worden. ICT in het onderwijs als pedagogisch-didactische hulpmiddel zou anno 2012 geen punt van discussie meer moeten zijn. Er zou nu op grote schaal implementatie van dit middel op alle scholen moeten plaatsvinden.
Een andere reden die meer psychologisch van aard is betreft het stigmatiseren van het LBGO. Velen in de gemeenschap gaan er van uit dat de algemene toets het middel is om de knappe kinderen te onderscheiden van de minder knappe kinderen en ‘domme’  kinderen. Zo wordt er gedacht over de selectieve toets. Wie niet slaagt voor Mulo is minder knap of dom. Deze interpretatie wordt bewust of onbewust sterk gevoed en ondersteund door beleidsmakers, leerkrachten en intellectuelen door ongefundeerde publiekelijk uitspraken  over het slagingspercentage van de GLO-toets . Door te stellen dat er 100% geslaagde voor het Mulo gehaald moet worden, wordt in feite heel subtiel gesteld dat de overige onderwijstypen op VOJ-niveau niet belangrijk zijn. Alle ouders of leerkrachten willen daarom primair als toetsuitslag horen dat hun kinderen voor het Mulo geslaagd zijn. De discussievraag is: wat willen wij meten met de selectieve toets? Meten wij het resultaat van lager onderwijs naar voorgezet onderwijs of van lager onderwijs naar het Mulo met daarbij volledige negeren van de door ons zelf gecreëerde onderwijstypen op het voorgezet onderwijs op juniorenniveau.
Ja het is een fundamentele vraag die absoluut geen oppervlakkige en emotionele discussie behoeft.
In elk geval mag niet onderschat worden het zeer gestigmatiseerde etiket dat het LBGO in de Surinaamse gemeenschap al decennia opgeplakt heeft gehad. De laatste signalen zijn dat de LBGO/AE stream-afgestudeerden geen toegang meer moeten krijgen tot het IMEAO. Ook zijn er geluiden om deze groep  uit te sluiten van inschrijven op de nieuwe kweekschool die, als alles goed verloopt, wordt geïmplementeerd in oktober 2012.Gelukkig heeft de minister publiekelijk afstand genomen van deze zienswijze van enkelingen. Hij heeft wat anders beloofd. Een geruststelling dus. Maar ik mag u meegeven dat het psychologisch effect voortvloeiende uit de stigmatisering van het LBGO grotere vormen heeft aangenomen bij bepaalde ouders. Het stigmatiseren van dit type onderwijs is absoluut niet minder geworden, integendeel.
Ik denk dat op basis van het voornoemde er goede rechtvaardigheidsgronden aanwezig zijn om de onzekere situatie van de kinderen op verdere en betere functioneren in de huidige maatschappij weg  te maken. Een mogelijkheid daartoe is een fundamentele en structurele wijziging binnen het VOJ door te voeren,waarbij de onderwijskansen voor de leerlingen verruimd worden.
Bert Eersteling