De meest rampzalige gebeurtenis die dit mooi land ooit gekend heeft, is de gewelddadige militaire staatsgreep van 25 februari 1980. De Surinaamse gemeenschap heeft dan ook op zaterdag 25 februari j.l. deze dag zeer terecht als een fatale, een stille zaterdag, herdacht. Een dag die gelijkenis vertoonde met de sfeer van Goede Vrijdag. Het is een gebeuren dat zijn weerga niet kent. Alsof dat alleen op zich niet voldoende was de afgang van het land in te luiden, volgde – na ruim een lustrum – een volkomen nutteloze binnenlandse oorlog. Een persoonlijke strijd die uitgevochten werd tussen twee belanghebbende over de hoofden van het volk heen.  Weliswaar uitgelokt door gewapende, rebellerende binnenlandbewoners vanuit het oosten, die een militaire kazerne aanvielen, bleek toch dat bij de toenmalige legerleiding voldoende ingrediënten aanwezig waren om zo’n oorlog onvermijdelijk te maken. Het proces van de afgang van ons land werd hiermede bespoedigd.
Een land dat na een koloniale periode nauwelijks vijf jaren onafhankelijk was en uiteraard het proces, waarbij kinderziekten overbrugd moesten worden nog in volle gang was, ging zwaar gebukt onder de eerder genoemde rampzalige gebeurtenis, die de militaire staatsgreep (de zogenaamde revo) met zich meebracht. Rampzalig, niet vanwege de natuur, maar enkel om zuiver opportunistische en onethische menselijke handelingen van enkelingen.
Buiten de militaire kazerne, alsook buiten het gezichtsveld van de revo-leiding, waande zo goed als elke militair zich een leidinggevende autoriteit. De werkelijke leiding had geen idee van alles wat zich om hem heen voltrok en had bovendien vanwege het navrante gebrek aan inzicht van zaken ook geen overzicht op het geheel in hun systeem van regeren ingebouwd. Daarnaast wilden ze niet bevroeden wat de lagere echelons ( de blotevoeters) zich veroorloofden. Juist iets wat ze zich wel hadden moeten voorstellen, daar ze zich bewust waren van hun enorme tekortkomingen op het stuk van leidinggeven.
Ofschoon de staatsgreep wel was beraamd, bleek dat er verder nergens een natraject te bespeuren was, waardoor van dag tot dag ondoordachtige beslissingen werden genomen, met alle gevolgen van dien. Sommige van de beslissingen werden genomen met regels, waarmee de manschappen reeds jaren vertrouwd waren geraakt. De zondaren bleven daardoor ongestraft. Volkomen onbekend met het besturen van een land, werden de blunders van de militaire machthebbers, steeds groter en veelvuldiger. Naast de enkele bekende deskundigen (intellectuelen) die vrijwillig hun diensten aangeboden hadden – uiteraard met bijbedoelingen – bestond het merendeel van de medewerkers uit gelukzoekers en blotevoeters die er alleen maar op uit waren in troebel water te vissen.
Ingegeven door machtsdronkenheid, mede door gemis aan één op schrift gesteld gedegen plan met duidelijk omschreven taakverdeling, moest er uiteraard uiteindelijk verwarring ontstaan, vooral ook omdat menigeen aan de touwtjes meende te mogen trekken. Meningsverschillen ontaardden in nodeloos oponthoud, wat later zeer funest bleek te zijn voor de continuïteit van lopende zaken die van vitaal belang bleken te zijn. Gebrek aan ervaring in staatszaken, maar koppig doordrukkend van onverantwoorde beslissingen, zorgde voor botsingen bij de uitvoering van heel wat onwillige en fanatieke ambtenaren.
Het zo te noemen sabotagesysteem dat was ingezet door niet-loyale doch wel belangrijke ambtenaren op strategische posten, zorgde voor veel controverse en de ambtelijke molen stond – binnen de kortste keren – zo goed als stil. Herschikking van ministers werd iets alledaags, om niet te spreken over wisseling van de wacht van personeelsleden, die routine werkzaamheden verrichtten die onontbeerlijk bleken te zijn voor de normale loop van de ambtelijke molen. De vervangers bleken eigen agenda’s op na te houden, waardoor de verwarring completer werd.
De bekwame en integere leiding van parastatale bedrijven werd eveneens vervangen en door alleen maar vertrouwelingen zonder enige bagage, zonder kennis van zaken of benodigde ervaring bemand. Managementtekortkomingen, terugval van productie en grote ontevredenheid onder het lager personeel, brachten onnoemelijk veel problemen met zich mee. Deze problemen stapelden zich op en delen van vooral de schrijvende pers – gesteund door krachten van buiten – leverden op subtiele wijze kritiek op de gang van zaken. Deze onverwachte en gedurfde initiatieven werden niet in dank afgenomen door de revo-machthebbers en de dagbladen namen, na mondelinge doch ernstige waarschuwingen uit de hoek van de militairen, wat gas terug; evenwel op een manier die toch niet acceptabel bleek te zijn, waardoor de dreiging van de zijde van de machthebbers nog ernstigere vormen aannam. Bij schrijven – sommige beweren bij decreet – volgden er snel na mekaar op schrift gestelde richtlijnen, waaraan die bedoelde delen van de pers zich moesten houden op straffe van verschijningsverbod (muilkorf). Intussen had de kritiek wel vruchten afgeworpen. Het aanvankelijk opgeschorte oordeel van de internationale pers was inmiddels danig gewijzigd, iets wat de revo-machthebbers niet was ontgaan. Deze lieden namen eigen initiatieven, waarbij juristen en andere deskundigen werden ingeschakeld om toenadering te zoeken bij de oude politici, met de opdracht die te bewegen tot een gericht gesprek met de revo-leiding. Geen dag werd onbenut gelaten om van gedachten te wisselen met die politici, van wie enkele het aanbod met beide handen hadden aangegrepen. Er werden compromissen gesloten, waarvan de inhoud voor het publiek tot vandaag onbekend is gebleven. Het “Leonsberg-akkoord†moet hoogstwaarschijnlijk één van de meest besproken overeenkomsten geweest zijn die toentertijd in het geheim gesloten moest zijn. Het politieke klimaat leek op te klaren toen de oude politieke leiders zich compromitteerden en met voorstellen kwamen aandragen in de richting van constitutionele democratische beginselen. Achteraf bleek dat deze compromissen en persoonlijke belangen van de politieke leiders geleid hebben tot wat ons vandaag is overkomen. U begrijpt ons overigens wel.