Anil Ramdas: Wereldburger of Universele outsider? ( slot) Door: Carlo Jadnanansing

 Levenshouding
Ramdas typeerde zichzelf als wereldburger. Hij was wars van het enge nationalistische denken. Deze houding is overigens in lijn met het Marxistische standpunt dat internationalisme (proletariërs aller landen verenigt U) propageert. Ramdas is vooral tijdens zijn studiejaren sterk beïnvloed geweest door het Marxisme en ook bij het meer bezadigd worden moest men hem politiek positioneren bij de linkervleugel van de PvdA. Dit heeft hem overigens er niet van weerhouden als gastspreker op een bijeenkomst in het Tropeninstituut op 3 december 2000 scherpe kritiek te leveren op de rol van de PvdA bij de onafhankelijkheidverklaring aan Suriname. Op deze bijeenkomst waren ook aanwezig Henck Arron, Jagernath Lachmon en Jan Pronk.
Ramdas betoogde dat het Surinaams paspoort garant stond voor uitsluiting van de wereld en dat met het de deur uitschoppen van de Sticusa in 1975 door Venetiaan, de toegang tot kunst en cultuur geblokkeerd was en daarmede de Surinamers in feite domheid was opgelegd (gegevens ontleend aan M.V. Kempen- Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur pag. 1217). Het is memorabel dat Henck Arron een dag na de uitspraken van Ramdas aan een hartaanval is overleden.
De confronterende en provocerende houding van Ramdas kwam ook tot uiting tijdens een lezing die ik in 2007 voor hem had georganiseerd in Paramaribo. Hij maakte daarbij de opmerking dat Surinamers omlaag in plaats van omhoog kijken. Pas na enkele geïrriteerde opmerkingen vanuit het publiek legde hij uit wat hij met zijn woorden bedoeld had. Omlaag kijken is alle aandacht richten op de bodem en milieuvernietigende exploitatie van de eindige bodemschatten. Omhoog kijken betekent de aandacht richten op onderwijs in het bijzonder informatica, toerisme, communicatie en andere duurzame vormen van ontwikkeling. Ramdas scheen er een bijna sadistisch genoegen in te scheppen om zijn gehoor te shockeren.
Ik had nog twee lezingen voor hem in petto, maar na de eerste ietwat traumatiserende ervaring waarbij ik het gevoel kreeg dat de aanwezigen het mij kwalijk genomen hadden dat ik ze met een dergelijke spreker had opgescheept, heb ik afgezien van verdere lezingen voor Ramdas.
De conclusie die ik uit het gebeuren trok, is dat Anil na dertig jaar afwezigheid geheel vervreemd was van de mentaliteit van zijn geboorteland. De wijze waarop Surinamers benaderd wensen te worden is een geheel andere dan bij de (autochtone) Nederlanders. Toch weigerde Ramdas zich geheel te vereenzelvigen met deze laatste groep. Hij wilde zich niet identificeren met een samenleving die het mogelijk had gemaakt dat er een Wilders aan de macht was gekomen (ook al had hij geen andere keus dan zulks te gedogen!)
Uit zijn reisverslag: Paramaribo de vrolijkste stad in de jungle  blijkt dat het relaas niet vanuit het oog van een Surinamer is geschreven.
Ook tijdens zijn driejarig verblijf in India is gebleken dat hij zich niet met de normen en waarden van het land zijner voorouders kon verenigen. Ook daar werd hij als een pardesi (vreemdeling) beschouwd. In Suriname, Nederlander in Nederland allochtoon of migrant en in India pardesi! Is dit wat met wereldburger bedoeld wordt of is het niet meer hetgeen wij geneigd zijn aan een outsider of wellicht een paria toe te schrijven? In ieder geval is het zo dat Ramdas ondanks zijn groot succes als schrijver / programmamaker en zijn ogenschijnlijke zelfverzekerdheid toch zeer eenzaam en onzeker was, en zich nergens op de wereld echt thuis voelde. Ik denk dat Ramdas hetzelfde lot beschoren was als dat van de ontheemde migrant, die hij in zijn talrijke essays zo treffend heeft beschreven.
Zijn tengere lichaamsbouw en enigszins aangetaste fysionomie als gevolg van overmatig gebruik van geestrijk vocht en slaaptekort gaven hem ondanks zijn prachtige grijze haardos en beminnelijke, ietwat verlegen glimlach, toch een breekbaar voorkomen. Dit komt overigens allemaal tot uiting in zijn autobiografische romandebuut Badal, waaraan ik een afzonderlijke bespreking hoop te wijden.
Velen vragen zich af of het werk van Ramdas voor Suriname wel positieve kanten heeft. Ondanks de pessimistische of soms zelf zwartgallige toon van zijn verhalen over Suriname, zeg ik dat er los van zijn uitmuntend taalgebruik, toch goede kanten voor ons land te noemen zijn. Vele van zijn essays en verhalen, ook die waarvan Suriname het décor vormt, zijn autobiografisch en hiermee heeft hij zeker een stuk Surinaamse historie vastgelegd. Als voorbeeld noem ik de grote etnische spanningen in ons land rondom de onafhankelijkheidsverklaring. Deze zijn op beeldende wijze beschreven in Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle. Maar ook het centrale thema in zijn werk, de worsteling die de migrant in zijn nieuwe leefomgeving moet voeren met zijn identiteit teneinde tot zelfbevrijding te geraken, is van universeel belang.
Maar ik denk dat iedere Surinamer er diep in zijn hart toch een beetje trots op is dat iemand die geboren is in zijn land, tot de topauteurs van Nederland is gaan behoren en daarvoor ook bekroond is. Of deze nou Helman, Pos of Ramdas heet, is in feite minder belangrijk.
Ramdas is vaak vergeleken met zijn wereldberoemde collega-schrijver, de op Trinidad geboren Nobelprijswinnaar V.S. Naipaul. Beiden hebben scherpe en kritische reisverhalen geschreven en hebben afstand genomen van hun geboorteland. Naipaul lijkt volledig opgegaan te zijn in de Engelse cultuur, terwijl Ramdas tot het bittere einde (zie Badal) gerebelleerd heeft tegen de Nederlandse cultuur, die naar zijn mening geheel verWilderst is.
Anil deelde mij persoonlijk mede dat zijn groot voorbeeld de non-conventionele Indiase journalist en auteur Pankaj Mishra is.
In filosofische zin was Ramdas een aanhanger van het postmodernisme. Deze gaat ervan uit dat de mens bestuurd wordt door onbeheersbare krachten en dus niet in staat is de wereld te beheersen (zoals de Verlichting dacht).
In zijn schitterende essay Een ware geschiedenis, illustreert hij zijn visie met een regel uit de film The life and the times of judge Roy Bean: if this story ain’t true, it should’ve been!
Ik eindig met enkele citaten uit mijn eerdere recensie (september 2009) van Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle, waarvan ik niet had durven bevroeden dat  deze bijna profetisch zouden blijken te zijn:
“De taal en stijl van het boek wekken de indruk alsof  Ramdas dit bezoek aan zijn geboorteland als het laatste beschouwt.
Een soort van zich afschrijven dus ……. Een finale afrekening?
De tijd zal het leren!
Don’t cry for me Paramaribo!”

error: Kopiëren mag niet!