NPS-topper Arnold Kruisland heeft moeite met het aanduiden van de dag van 25 februari 1980 als de dag van de revolutie. ‘De zogenaamde revolutie was bedoeld om de militairen Laurence Neede, Ramon Abrahams en Badrisein Sital te bevrijden’, zegt Kruisland. Wat de politicus zich heel goed kan herinneren, is dat ministers gedurende de periode van 1980 tot 1987 als pampers werden verwisseld. In deze periode van de militaire staatsgreep werden meer dan 100 ministers benoemd, op posten geplaatst en vervolgens de laan uitgestuurd.
‘Wat in Egypte en Libië is gebeurd waar het volk massaal de straat is opgegaan om de regering naar huis te sturen, dat noemen we revolutie’, benadrukt Kruisland. ‘Wat zich op 25 februari 1980 heeft voorgedaan in de geschiedenis van Suriname is niet ontsproten uit ontevredenheid van het volk. De zogenaamde revolutie is op een afstand te zien aan de grote huizen, grote stukken landerijen die zijn toegeëigend en de grote wagens.’
De NPS-topper meent dat 25 februari heeft geleerd dat met wapens de regeermacht onderdrukt kan worden, burgers onderdrukt kunnen worden, mensenrechten weggeschoten kunnen worden, er menselijk leed gecreëerd kan worden en mensen zichzelf kunnen verrijken met wapens. ‘De toenmalige oppositie, bestaande uit onder andere de VHP en de PNR, waren verheugd en juichten de militaire staatsgreep toe. Op hun beurt gaven zij ondersteuning aan de militairen.’
In die periode bevond Kruisland zich als diplomaat op de Surinaamse ambassade in Nederland. Het standpunt van Nederland luidde toen: ‘De ontwikkelingshulp gaat gewoon door’. Ook al werd Nederland erop gewezen dat de democratie helemaal platgeschoten werd door de militairen, Nederland bleef bij zijn standpunt. Toen was het voor Kruisland meer dan duidelijk dat het buitenland een dikke vinger in de pap had in het onsmakelijke gebeuren in Suriname.
Kruisland was diep teleurgesteld. Na de militaire coup op 25 februari stelde Nederland zich op het standpunt dat de ontwikkelingshulp gewoon door zou gaan en niet stopgezet zou worden. De positie van Nederland werd niet eens voorop gesteld, ook niet het feit dat in Suriname een militaire staatsgreep plaatsvond, bijkans een maand voor de verkiezingen. ‘Ik wilde weten wat Nederland zou doen en kreeg als antwoord dat de ontwikkelingshulp niet wordt stopgezet.’
Asha Bhagwat