‘Er is nooit een revolutie geweest’, zegt de gewezen voorzitter van de Staten van Suriname, Emile Wijntuin, desgevraagd aan Dagblad Suriname. 25 Februari wordt ook aangeduid als de Dag der Revolutie. Deze dag is door de huidige regering wederom uitgeroepen tot een nationale vrije dag. Het is volgens Wijntuin te controversieel om deze dag tot een nationale dag uit te roepen. ‘Op een nationale dag breng je de natie bij elkaar. Maar dat is niet het geval op 25 februari, bij sommige delen van de samenleving worden er juist onrustgevoelens opgewekt.’ Ook zegt Wijntuin dat indien er sprake zou zijn van een revolutie, het volk dit zou claimen middels acties en protesten. ‘Het volk gaat op straat om rechten te claimen. Maar daarvan is er nimmer sprake geweest. Integendeel was er sprake van een democratie, er was een parlement en er was sprake van persvrijheid. In die periode werden juist verkiezingscampagnes gehouden.’
‘Een kleine groep heeft gemeend het accent van hun actie te verleggen en deze te plaatsen onder de noemer van zogenaamde revolutie.’ Wijntuin zegt dat de toenmalige bevelhebber, Desi Bouterse, trachtte te voorkomen dat er een uitspraak zou komen in de zaak van de drie hoge militairen Laurence Neede, Ramon Abrahams en Badrisein Sital, die zich schuldig hadden gemaakt aan schending van de krijgstucht. ‘Men heeft proberen te voorkomen dat deze 3 militairen werden veroordeeld.’ De toenmalige voorzitter van de Krijgsraad, Oscar Abendadon, zou op 25 november 1980 uitspraak doen. Maar hiertoe is het nooit gekomen.
Wijntuin kan het zich nog heel goed herinneren. Op 24 februari 1980, na middernacht, sliep hij nog niet. Hij was toen de voorzitter van de Staten van Suriname. Opeens hoorde hij een aantal schoten achter elkaar. Toen belde hij Robby Levens op, de politiefunctionaris die op die avond de chef van dienst was op het politiebureau aan de Waterkant. Die gaf vervolgens de opdracht aan agent Sultan om zich te gaan oriënteren bij de Memre Boekoe Kazerne, waar de schoten waren gelost. Echter, bij aankomst bij het kampement werd hij vlak in zijn politiewagen neergeschoten door militairen. Wijntuin wist toen nog niets van dit voorval af. Hij belde met de toenmalige minister-president Henk Arron om hem mede te delen over de schoten die hij gehoord had. Op dat moment toen Wijntuin belde, waren de toenmalige procureur-generaal Maurits de Miranda en kolonel Elstak thuis bij hem. Arron zou natrekken wat er aan de hand was. Maar toen Wijntuin een half uur later belde, kreeg hij niemand aan de lijn. Pas later begreep hij dat ze allen ondergedoken waren om hun leven niet in gevaar te brengen.
Als normaal ging Wijntuin de volgende morgen, 25 februari 1980, de straat op aan de Keizerstraat om brood te kopen bij een bakkerij. ‘Het viel mij toen op dat er veel militairen en militaire wagens op straat waren. Als ik had geweten dat militairen het land hadden overgenomen, zou ik niet op straat zijn gegaan.’ Pas later drong het tot hem door dat er een staatsgreep was gepleegd. De regering, onder leiding van Henk Arron, werd omvergeworpen. Wijntuin wil beslist niet praten van een revolutie, maar van een militaire coup. ‘Omdat er toen al verkiezingscampagnes gevoerd werden.’ Na de overname van de macht door de militairen werd de verkiezing terzijde geschoven. Politici van de NPK hadden geen keus dan onder te duiken ter bescherming van hun eigen hachje, waaronder ook Wijntuin. Er kwam een Militaire Raad, waarin zitting hadden Neede, Abrahams en Sital. Pas later kwam de toenmalige bevelhebber van het Nationaal Leger, Desi Bouterse, in beeld.
‘Er volgde een nachtmerrie in het land’, beschrijft Wijntuin de situatie in het land. Zo vond beschieting van het hoofdpolitiebureau aan de Waterkant plaats via een patrouilleboot vanuit de Surinamerivier. Politieambtenaren werden naar het kampement vervoerd waar ze zwaar vernederd werden. Ook burgers werden opgepakt en vervoerd naar het kampement waar ze afgetuigd werden. Vervolgens werd de avondklok ingesteld. ‘Je zag overal militairen. Het volk leefde in grote angst.’
Asha Bhagwat